Populaire berichten

donderdag 5 september 2019

De Westerse filosofie door Peter Weeda deel 4 (Pythagoras)



Maar waarom zou je je met filosofie bezighouden? Simon Blackburn (Amiprof) geeft antwoord op 3 levels: 1. Het is leuk om te doen, als je geestelijk gezond bent geniet je van denken 2. Het is belangrijk want er zijn gevolgen in het dagelijks leven, als je wantrouwig bent leef je wantrouwender en minder fijn 3. Het motto van Goya: in de steek gelaten door de rede, brengt de verbeelding onmogelijke monsters voort, maar met haar verenigd is ze de moeder van kunst en de bron van wonderen. En zo is het! Daar is nog aan toe te voegen: 4. Voelen volgt op denken, op gedachtepatronen, als je het denken verandert, kun je ook gevoelens wijzigen, in positieve zin.
·      Pythagoras (570-500)
Een zeer interessant mens. In Egypte werd hij ingewijd in de ‘’goddelijke mysteriën". Rond 540 v.Chr. emigreerde hij naar het Zuid-Italiaanse Croton, waar hij politiek actief was en een religieus-filosofisch broederschap oprichtte dat invloed had op het maatschappelijk leven en zich bezighield met religieuze, mystieke en filosofische doctrines. Vrouwen waren er ook toegelaten, een primeur. Men spreekt over 300 aanhangers, met wie Pythagoras twintig jaar lang intensief en ongestoord heeft gewerkt. Het doel van de school van Pythagoras was 'de geest van de mens te bevrijden van de vele ketenen en banden die hem van jongs af vasthielden. Zonder deze bevrijding kan niemand iets gezonds of waars leren en waarnemen.
Over zijn leven bestonden veel legenden, en zijn authentieke religieuze en filosofische opvattingen zijn niet altijd duidelijk. Hij stond bekend als een filosofische en religieuze hervormer, bestudeerde wiskunde en filosofie en had sjamanistische allure.
·      Confucius (551-479)
Een Chinese filosoof en politicus tijdens de Zhou-dynastie (dus nog voor de vorming van het Chinese keizerrijk). Zijn invloed op de Chinese beschaving was immens groot, en nog steeds.
Zijn filosofie legde de nadruk op de persoonlijke en bestuurlijke moraal, orde, en respect voor de meerdere, en won vooral aan populariteit door de krachtige traditionele Chinese stellingnames. Hij was van mening dat van nature iedereen gelijk was, dat was destijds vloeken in de kerk. Hoge posten moesten door de meest bekwame mensen worden bezet en niet per definitie door de adel die dergelijke posten in de praktijk destijds vaak erfde. Desondanks was Confucius geen revolutionair. Hij adviseerde goede en bekwame mannen zich toch bij hun lagere positie neer te leggen.
Rituelen, zeer belangrijk in zijn leer, moesten volgens Confucius gepaard gaan met oprechte gevoelens en juiste morele intenties. Hierbij wees hij bijvoorbeeld op het respect van kinderen jegens hun ouders. Overwegingen ten aanzien van familiaire relatie werden door hem doorgetrokken naar de samenleving als geheel. Hierbij gebruikte hij het begrip ren als hoogste vorm van toegenegenheid voor het welzijn van anderen. Leiderschap kon volgens Confucius alleen worden uitgeoefend als men deze toegenegenheid aan de dag legt. Dit betekent ook dat de hogergeplaatste daadwerkelijk behoort te houden van de lager geplaatsten.
·      Socrates (470-399)
Eerste grote Griekse filosoof. Liet zelf geen geschriften na, maar Aristophanes, Plato en Xenophon schreven veel over hem. Door Plato kennen we de Socratische methode, een sleutelbegrip. Door vragen stellen wordt eerst duidelijk hoe weinig men weet, en gaan we door almaar meer vragen verder op zoek om de aanwezige kennis te bevrijden. Communicatie was centraal, hij was immer aan het discussiëren. Morele onkreukbaarheid was een voornaam thema. Hij vergeleek zijn werkwijze ook met die van een horzel, die een traag paard (Athene) probeerde wakker te houden, en dat leverde hem onvermijdelijk vijanden op. Onderwerpen voor de dialogen waren meestal deugden als rechtvaardigheid, zelfbeheersing, vroomheid, dapperheid en wijsheid. Door beredeneerd onderzoek zocht Socrates naar algemeen geldende waarheden en principes voor het menselijk doen en laten, essenties. Hij was ervan overtuigd dat het mogelijk was door inzicht en kennis de deugd te vinden en vond dat iedereen door intellect de deugd kan aanleren.
Socrates wordt veroordeeld tot de gifbeker. Hij zou de Atheense goden niet eren en de jeugd op het verkeerde pad brengen. Dit heeft hij te danken aan zijn irritante gevraag, met name aan de Sofisten. Crito bezoekt Socrates in zijn cel en biedt hem een ontsnapping, maar Socrates weigert. De straf is onrechtvaardig, je er aan onttrekken is nog erger. Moreel onkreukbaar dus, de waarheid dienend.
·      Plato (427-347)
Plato is met Aristoteles de grootste filosoof van de Oudheid. Zijn dialogen, waarin Socrates een prominente rol speelt, behoren tot het hoogtepunt van de filosofie. Plato wordt geboren in een aristocratische familie tijdens de Gouden Eeuw van Athene. Hij is voorbestemd tot een politieke carrière, maar besluit onder invloed van Socrates zijn leven te wijden aan filosofie. Na de terechtstelling van Socrates richt Plato buiten de stad een filosofische school op, de Academie.
In de Phaedo beschrijft Plato voor het eerst zijn 'ideeënleer': in een metafysische, alleen voor het denken toegankelijke wereld, bestaan oervormen van de concrete, in de alledaagse werkelijkheid waar te nemen dingen. Dat verklaart waarom dingen herkenbaar zijn en blijven, maar tegelijkertijd toch voortdurend veranderen. Zo blijft een paard te herkennen als paard, ook als het slechts drie poten heeft, zwart of wit is, of gaandeweg ouder wordt - de essentie van het paard blijft bestaan.
Bovenaan deze ideeënwereld staan 'het goede, ware en schone.' Zij wakkeren het verlangen om goed te doen, de drang naar juiste kennis en de zoektocht naar schoonheid aan. De zetel van deze drang naar het hogere is de ziel, het onsterfelijke deel van de mens. Het lichaam is volgens Plato een kerker, waaruit de ziel bij de dood ontsnapt. Tijdens ons leven kunnen we al een voorschot nemen op onsterfelijkheid door filosofie te beoefenen. In de beroemde vergelijking van de grot vergelijkt Plato ons met gevangenen die met de rug naar het licht de schaduwen op de muur voor de echte werkelijkheid houden. Filosofen gaan op zoek naar de bron van het licht en proberen mensen te behoeden voor deze schijnkennis.
Ook Plato's opvattingen over staatkunde vloeien voort uit deze ideeënleer. In de Politeia beschrijft hij de ideale staatsvorm: een maatschappij die geleid wordt door vorsten die kennis hebben van de ideeën zodat zij als rechtvaardige 'filosoof-koningen' regeren.
·      Mencius (372-289)
Chinees filosoof. De belangrijkste Confucianistische denker na Confucius zelf. Hij systematiseerde de confucianistische deugdenleer tot vier hoofddeugden, (mede)menselijkheid, plichtsbetrachting, ceremonieel gedrag (daar istie weer) en inzicht. In zijn staatsleer stelde hij dat heersers een constante zorg voor het volk dienden te hebben door het voeren van een 'humane' politiek. Zijn uitspraken zijn bewaard gebleven in De Mencius. Hij legde de nadruk op de goedheid van de mens die over aangeboren toegenegenheid, rechtgeaardheid, fatsoen en wijsheid beschikt. Door een juiste opvoeding kan die volledig tot uiting komen. Volgens hem is die opvoeding en vooral de ethisch verrijkte omgeving waar die opvoeding tot stand moet komen een taak van de overheid. Hierbij moest vooral plicht en respect naar ouders, ouderen en hulpbehoevenden worden bijgebracht. Alleen op deze wijze zou een welvarende en sterke staat kunnen ontstaan.

Geen opmerkingen: