Populaire berichten

vrijdag 21 augustus 2020

Quiëtisme

 

Ik 'sluit mij aan' bij de quiëtisten. Wie doet er mee? 


Shri Guru Janardan Paramahansa

Het quiëtisme (van het Latijnse woord quies (kwi-es), 'rust') is een levensopvatting, die het als het hoogste goed beschouwt zich af te keren van het wereldgewoel; het is een zo passief en zo begeerteloos mogelijke houding tegenover de werkelijkheid. Het is een mystiek-contemplatief opgaan in God. Quiëtisme kan tot een soort onverschilligheid leiden en heeft in extreme gevallen zelfvernietiging tot ideaal.


Quiëtisten vindt men bij brahmanen, boeddhisten met hun Sunyata, taoïsten met hun Wu wei, onder stoïci met hun ataraxia en doorheen de geschiedenis van het christendom, zowel binnen de katholieke kerk als bij het protestantisme. In theorie kan ook een filosoof als Schopenhauer als quiëtist beschouwd worden. Zo stelt hij in het vierde deel van Die Welt als Wille und Vorstellung dat er geen ontsnappen is aan het lijden in de wereld, maar dat het toch helpt om een leven van ascese te leiden en dat onderdrukking van onze verlangens ons kan behoeden voor al te veel lijden.


Christelijk quiëtisme Bewerken

Quiëtisten binnen de christelijke leer geloofden de volmaaktheid te vinden in een lijdelijke zielenrust, waarbij de Heilige Geest zijn werk deed. Als men zich maar terugtrok in een ingekeerde meditatie, trad men vanzelf de volmaaktheid binnen. De mens was zodanig verdorven dat hij er door eigen inspanningen, versterving, boete of vervolmaking, niet kon in slagen de eeuwige zaligheid te verwerven. Al wat hij kon doen was zich passief open te stellen om aan de goddelijke werking de vrije loop te laten, daarbij een soort van nirwana nastrevend: een volledig opgaan in de goddelijke universaliteit.


De kerkelijke overheid onderkende al vroeg de gevaren van deze levenshouding. De annihilatie van de eigen ziel om op te gaan in die van de Godheid, leidde immers tot een pantheïstische visie. De passiviteit of quiëtisme leidde tot onverschilligheid tegenover de moraal en de ascese die ten grondslag moeten liggen aan de inspanningen tot vervolmaking en verwerving van de eeuwige zaligheid. Dit opende immers de weg naar de overtuiging dat, als men maar inwendig open stond voor God, men niet verantwoordelijk was voor de zonden die het lichaam bedreef. De godsdienstige houding van inwendige vrede en optimisme die door het quiëtisme werd gepredikt leidde ertoe dat men tot de bijkomstigheid of zelfs overbodigheid besloot van het gebed, van het vervullen van de godsdienstige plichten, van het beoefenen van de deugden, van het onderhouden van de wetten van de moraal.


Eerste quiëtisten Bewerken


Een van de kloosters op de berg Athos, waar ook de Griekse monnik Gregorios Palamas leefde


Het begijnhof van Brugge

De eerste quiëtisten waren de Messalianen, groepen van monniken in de vierde eeuw, die hun theorieën bouwden op gnostische en manicheïstische elementen. Het inwendige gebed volstond volgens hen en iedere andere activiteit, alsook alle ascetische praktijken en alle vormen van cultus, sacramenten, eucharistievieringen, enz., waren overbodig. Ondanks vervolging bleven aanhangers van deze theorieën verder bestaan. In de elfde eeuw werden ze nog euchieten genoemd en in de twaalfde eeuw de bogomielen.


In de twaalfde - dertiende eeuw kwamen in de Oosterse kerk de hesichasten tevoorschijn. Op de Berg Athos verzamelden zich monniken die meenden de hoogste staat van volmaaktheid te bereiken door stilzwijgend in gebed te verzinken, met het hoofd op de borst en de ogen strak gericht op de eigen navel. Ze kregen de naam van 'navelstaarders'.


In de dertiende en veertiende eeuw waren de begaarden en begijnen aanhangers van een bepaald quiëtisme; ze werden ervoor door het Concilie van Vienne in 1311 veroordeeld. Hun thesis was dat men zich alle activiteit moest ontzeggen, omdat dit de werking van God binnen de menselijke ziel hinderde. De ziel die tot de staat van volmaakte rust was gekomen maakte dat de mens geen zonden meer kon bedrijven. In deze staat hoefde hij niet meer te bidden en niet meer te vasten en mocht hij aan zijn lichaam alle buitensporigheden veroorloven. De begijnen en begaarden konden zich enkel staande houden door zich bij de kerkelijke veroordeling neer te leggen.


Zelfs de vereerde mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381) werd door de theoloog Jean de Gerson (1363-1429) op bepaalde ketterse passages in zijn geschriften gewezen.


Een mysticus die nog verder afdwaalde was de Duitse dominicaan Meester Eckhart (1260-1328), die een van de hoofdelementen van het quiëtisme aankleefde, namelijk het indifferentisme of de onverschilligheid ten overstaan van het heil en de zaligheid. Na zijn dood werd hij als ketter gebrandmerkt, maar hij behield trouwe aanhangers en leerlingen. Veel andere mystici en theologen hingen de quiëtistische thesissen aan. Onder hen: de cisterciënzer Jan de Mercuria, die in 1347 door de aartsbisschop van Parijs werd veroordeeld, Beranger de Montfalcone, Raymond Lulle, Johannes Tauler, Gregorius Palamas en Berthold van Rorbach die verklaarde: In dit leven kan de mens een zodanige volmaaktheid bereiken dat hij niet meer hoeft te vasten of te bidden.


In de zestiende en zeventiende eeuw waren het de Illuminati die eerst in Andalusië, vervolgens in Frankrijk het quiëtisme aankleefden. Ze hechtten weinig belang aan het gesproken gebed, noch aan het beoefenen van het goede en van de liefdadigheid. Alleen het inwendige gebed was van tel. Men hoefde niet te luisteren naar het woord van God of over God te spreken, geen beelden van God of zijn heiligen te vereren. Ze gingen zo ver de lichamelijke lusten te verheerlijken als bewijzen van deugdzaamheid en godsvrucht.


Miguel de Molinos en het katholiek quiëtisme Bewerken


Miguel de Molinos


Madame de Maintenon


Antoinette Bourignon

Het quiëtisme bereikte een hoogtepunt binnen de katholieke kerk, vooral in Spanje, Italië en Frankrijk, dankzij Miguel de Molinos, een 17e-eeuwse Spaanse priester, die als een vrome biechtvader in Rome leefde en die, volgens de Columbia Encyclopedia een ketterse vorm van religieuze mystiek verspreidde.[1] Molinos werd de geestelijke leider van kardinalen, kloosteroversten, prinsen en andere machthebbers die zich verdrongen om van hem advies en leiding te krijgen.


Hij zou in geur van heiligheid zijn gestorven had hij niet in 1675 een boekje uitgegeven, gebaseerd op het werk van Theresa van Avila, Ignatius van Loyola en Johannes van het Kruis, zijn Guida Spirituale, waarin hij de zuivere liefde tot God propageerde in een woordloos of stil gebed. Zijn Geestelijke Gids met aantrekkelijke metaforen werd door volgelingen, zowel katholieken als protestanten, beschouwd als een werkje van onschatbare waarde, hoe kort en klein het ook was. Het is meer dan twintig keer uitgegeven in veertien verschillende talen en dat op zes jaar tijd.[2] De invloed van het boekje was groot en deed zowat overal, onder meer in vele kloosters, een nieuwe beweging van spiritualiteit ontstaan die in conflict kwam met de institutionele kerk. Het Vaticaan raakte gealarmeerd en zijn geschriften werden veroordeeld. In zijn gepubliceerde werk vond men weinig om tegen hem te weerhouden, maar men onderzocht ook nauwgezet vele van de ongeveer 20.000 brieven die hij in de loop van de jaren naar zijn voorname biechtelingen had gestuurd en waarin men allerhande ketterijen meende te ontdekken. Dit bleek niet zo makkelijk te zijn, omdat de zachtheid en de vriendelijkheid van zijn leer nauw aansloot bij de geschriften van de grote mystici en men moeite had het verschil te maken tussen het rechtzinnige en het vrijzinnige in zijn boeken. Molinos werd vervolgd en in 1685 zelfs opgesloten omdat hij, zo oordeelden de censoren, de dogma's van het geloof naast zich had neergelegd. Op 13 september 1687 veroordeelde de Inquisitie 68 van de proposities die in zijn teksten voorkwamen, hetgeen door een bul van paus Innocentius XI op 19 november 1687 werd bevestigd. Zijn boeken werden op de lijst van verboden geschriften geplaatst. Uiteindelijk werd Molinos méér veroordeeld vanwege de gevolgen van zijn geschriften dan om die geschriften zelf.


Het quiëtisme, ook soms molinisme genoemd, ontwikkelde zich binnen de Rooms-Katholieke Kerk vooral in Spanje en Italië, maar breidde zich ook in het bijzonder uit in Frankrijk, waar de meest invloedrijke aanhangster en verspreidster Madame Guyon was. Zij predikte haar leerstellingen aan de leden van de Franse aristocratie en won een (tijdelijke) bekeerling en vriend in Madame de Maintenon, Lodewijk XIV's vrouw. Ze won tevens een levenslange bondgenoot in de aartsbisschop Fénelon.[1]


Protestants quiëtisme Bewerken

Ook binnen verschillende protestantse denominaties liet het quiëtisme zijn invloed gelden.


In Rijsel stond de mystica Antoinette Bourignon (1616-1680) op. Ze propageerde, op grond van haar visioenen, dat de echte Kerk verdwenen was en door haar tot nieuw leven moest worden gebracht. Ze predikte een persoonlijke mystiek die, los van uitwendige liturgie of godsdienst, tot volmaaktheid leidde. Ze werd door de kerkelijke en burgerlijke overheid vervolgd, maar wierf toch heel wat aanhangers bij adel en burgerij en zelfs onder de clerus. Ze verwierf veel aanhang in Nederland en trok naar het Noord-Friese Nordstrand. Invloed had ze ook op de Dictionnaire historique et critique van de Rotterdamse Verlichtingsfilosoof Pierre Bayle. Haar leer werd in de protestantse kerken verspreid door Pierre Poiret (1649-1719) die haar geschriften publiceerde. Na Poiret volgden Gerhard Tersteegen en anderen.


In Schotland was het quiëtisme zeer aanwezig onder de anglicanen, die als voorstanders van het episcopalisme in dit land sterk in de minderheid waren. Ze stonden in oppositie tegenover de streng-puriteinse presbyterianen. Vooral de universiteit van Aberdeen was een levendig centrum van quiëtistische mystiek. In King's College doceerden achtereenvolgens John Forbes of Corse (1593-1648), Henry Scougal (1650-1678), en Georges Garden (1649-1733). Garden werd sterk beïnvloed door de geschriften van de dames Bourignon en Guyon, die hij via Poiret leerde kennen.


Het quiëtistisch gedachtegoed beïnvloedde verschillende protestantse kerkgemeenschappen. Dit was het geval voor John Wesley en zijn methodisten. Dit was ook het geval voor George Fox en zijn quakers.

woensdag 12 augustus 2020

Nieuw boek van Wolter Keers!


Zonder Wolter Keers, minder Advaita in Nederland. Wat Polderman voor de yoga was, was Keers voor de Adviata. Hij gaf als eerste satsangs, schreef boeken, vertaalde 'I am that' van Nisargadatta Maharaj, leerling van Ramana Maharshi, en de belangrijkste leerling van Ramana, Krishna Menon. Kortom, een fenomeen. In 1985 overleden. Maar nu is er een nieuw boek van hem uitgebracht. Jezus en de Yogi. Brieven aan zijn dochter, over Advaita. Nog nooit is dit manuscript gepubliceerd. Nu te koop!  Bij Bruna.nl. U kunt het dan gratis ophalen in de winkel. Of bij uw lokale boekhandel (eerst even laten bestellen). 

Hieronder een mooie tekst van Wolter Keers.


Feiten – Wolter Keers


Feit 1: Gedachten verschijnen volkomen moeiteloos in Bewustzijn. Of, anders gezegd: Bewustzijn neemt een ogenblik moeiteloos de vorm aan van een olifant, een giraffe, of welk ander bekend object dan ook.


Feit 2: Zo'n voorstelling, en elke andere gedachte, is niets anders dan een beweging in en van Bewustzijn. Ze verschijnt moeiteloos, laat zich enkele tellen waarnemen, en verdwijnt dan weer om plaats te maken voor een volgende voorstelling.


Feit 3: Het terrein van onze aandacht wordt maar gevuld door één gedachte tegelijk. Gedachte A moet verdwenen zijn, wil gedachte B op het scherm kunnen verschijnen.


Feit 4: De voorstelling "olifant" verscheen moeiteloos, zonder dat daar tegelijk een tweede gedachte bij verscheen, dat er een "ik" was die de olifant bedacht. Wanneer ik beweer dat "ik" gedacht heb aan een olifant, is dat een tweede gedachte, die pas kan verschijnen als de eerste gedachte, het beest met de slurf, is verdwenen. Met andere woorden: dat "ik" wordt pas na afloop van een bepaalde gedachte aan zo'n afgelopen gedachte vastgeprikt, en dat ten onrechte. Want het is duidelijk te zien dat dit "ik" niet aanwezig was bij het verschijnen van de olifant. De olifant, met andere woorden, was niet het product van het "ik", dat er helemaal niet bij was. Waaruit volgt:


Feit 5: Gedachten verschijnen niet in een ik, maar in Bewustzijn.


Feit 6: Dat "ik" is zelf een gedachte. Bij scherp kijken blijkt het dat wanneer er een "denker" in Bewustzijn verschijnt, die denker zelf niets meer en niets minder is dan een gedachte. En de ene gedachte verschijnt niet in de andere : elke gedachte verschijnt in deze bewuste aandacht die ik volkomen moeiteloos ben.


Feit 7: Die denker is een gedachte, die ten onrechte wordt aangezien voor "ik". Zelfs de gedachte "ik" is niet meer dan een gedachte, die maar af en toe eens verschijnt: terwijl de olifant op het scherm verscheen, was er geen spoor van dat "ik" te ontdekken. Er waren toen twee dingen: het plaatje genaamd "olifant", en de Helderheid, Bewustzijn, de Kennende Tegenwoordigheid, waarin dat plaatje verscheen, en waaruit het zich in feite vormde.


Feit 8: Wat ik ben, is niet iets dat af en toe eens verschijnt, onverschillig of het gaat om de gedachte "olifant" of om de gedachte "ik". Wat ik wel ben, is dit heldere bewuste, aandachtige Tegenwoordig Zijn, waarin eerst het ene, toen het andere plaatje verscheen.

Zo werpen we in de meditatie even een blik op het denken, en we nemen nota van enkele feiten. Scherper, anders kijkend dan we gewoon zijn, ontdekken we allerlei heel simpele zaken, waar we vermoedelijk tot nu toe steeds aan voorbij gelopen waren. De belangrijkste van deze ontdekkingen zijn het feit dat ik niet bepaalde voorstellingen ben, ook al noem ik die "ik" en het feit dat ik wél deze moeiteloze, heldere Tegenwoordigheid ben, van waar ik kijk naar deze verschijnende en verdwijnende beelden, woorden en gevoelens. Niet allerlei voorbijflitsende gedachten; wél de helderheid waarin ze verschijnen.

Na deze ontdekkingen of herontdekkingen kunnen we onze aandacht richten op het lichaam. Beter: op het waarnemen van een serie indrukken die we het lichaam noemen. Doordat we naakt zitten en misschien in de kleermakerszit, kunnen er enkele elementen zijn die ons komen lastig vallen. Zo zijn we gewend, met kleren aan te leven, en naakt zijn wordt daardoor al heel gauw geassocieerd met seksualiteit. Wie merkt dat het naakt-zijn hem of haar prikkelt, hoeft zich daar niet ongerust over te maken: hij/zij kan daar precies zo nota van nemen als zo-even van de verschijnende olifant.

Als we "mijn lichaam" zeggen, wat bedoelen we dan precies ? Al "kijkend" ontdekken we dan bijvoorbeeld:


Feit 8: Meestal nemen we maar een klein stukje van het lichaam waar; hoogst zelden het geheel. Sprekend of terloops denkend over "mijn lichaam", komt er maar een vage voorstelling in het denken, een handjevol herinnering, zelden de levende ervaring van het lichaam zoals dat zich nu, op dit ogenblik als heldere waarneming aanbiedt. Als we over "mijn lichaam" spreken, spreken we over iets dat tot begrip is geworden.


Feit 9: Wanneer we onze aandacht welbewust op het waarnemen van het lichaam richten, ontdekken we dat ook het lichaam bestaat uit een serie waarnemingen die verschijnen in Bewustzijn. Net als de waarneming van de olifant in feite bestond uit niets anders dan uit Bewustzijn waar dat plaatje in verscheen, bestaat ook de waarneming waarin het lichaam verschijnt uit niets anders dan ditzelfde Bewustzijn. Voor ieder van ons bestaat de olifant pas wanneer hij in Bewustzijn verschijnt ; en precies hetzelfde geldt voor het lichaam. Wie een spannend boek zit te lezen ervaart op dat ogenblik geen lichaam. Dit leidt ons, als we helder aanwezig blijven in het waarnemen, tot de ontdekking van:


Feit 10: We zijn altijd, en volkomen moeiteloos, deze heldere Kennendheid. Daarin verschijnt nu eens een beweging die we "olifant" noemen, dan weer een beweging die we arm of been of buik of prikkeling of hoofd noemen, Wat de ervaring van ieder van ons betreft, bestaat zowel de olifant als het lichaam pas op het ogenblik dat zij verschijnen in deze Helderheid die we zijn. Daarbij valt het op, dat we op zo'n ogenblik geneigd zijn om met volledige overgave te geloven dat we een aantal van die verschijnende dingen zijn, althans tijdens de momenten waarop ze verschijnen. Ik ben misschien niet mijn arm of mijn heen, want ik besef wel dat ik nog zou bestaan zonder arm of been; maar zonder lichaam wordt dat al heel moeilijk. Het lichaam voelt ieder van ons aan als "ik", en precies datzelfde geldt voor bepaalde gedachten: wanneer de gedachte "denker" in Bewustzijn verschijnt, ben ik er op dat ogenblik diep van overtuigd dat ik denker ben. Verschijnt "lichaam" dan ben ik er op dat ogenblik even diep van overtuigd dat ik dat lichaam ben. En verschijnt tijdens de droom Napoleon, dan ben ik er net zo diep van overtuigd dat ik die ben.

Bij heel scherp kijken wordt het duidelijk hoe dat in z'n werk gaat: er verschijnt (in de wakende toestand) een bepaald beeld waarvan me ooit is verteld dat ik dat ben. Er is mij als kind vermanend verteld dat ik moet denken voordat ik iets zeg. De conclusie is geweest dat ik dus een denker ben. Nu verschijnt die voorstelling - meestal is die zo automatisch geworden dat we kunnen spreken van een reflex - en onmiddellijk kruip ik in dat plaatje, en beschouw mezelf als die gedachte, de heer Denker. De waarneming genaamd 'lichaam' verschijnt, en automatisch spring ik erin, en zeg dat ik mager ben of dik, gezond of ziek, lang of klein, blank of bruin. Maar met de ontdekking dat ik niet al die verschijnende dingen ben, maar die Tegenwoordigheid waar ze in verschijnen en uit bestaan, wordt het al duidelijk dat ik noch denker noch lichaam ben. Ik ben ook, als het lichaam “Napoleon” er is en door mij "ik" wordt genoemd, en dit lichaam uit de wakende toestand nergens te bekennen valt. Ik ben er zelfs, wanneer noch het lichaam uit de wakende toestand, noch dat uit de droom aanwezig is, zoals tijdens de diepe, droomloze slaap.

Het belangrijke in de meditatie is, dat we ons al kijkende losmaken van de overtuiging dat we allerlei, elkaar opvolgende waargenomen dingen zijn, zoals lichaam, denker, huisvrouw, zoon, fietser of luisteraar.

Het wordt steeds duidelijker, dat ikzelf de stille, bewuste "kern" ben, de toeschouwer, waarin de activiteiten van het lichaam, van de zintuigen, van denken en voelen, van de wakende toestand en de droom, zich komen laten waarnemen, zonder dat ik daar iets voor hoef te doen. Er is alleen sprake van inspanning, wanneer ik een beeld inspring, en me verweef met bijvoorbeeld het lichaam. Dan moet ik een zware emmer tillen, of ben ik moe na een lange reis. Maar wanneer ik mij opstel als waarnemer, trekt het tillende lichaam, de moede schouders na enkele uren autorijden, en heel het panorama van de gebeurtenissen in en rond een lichaam als een film aan me voorbij. Het wordt duidelijk dat het lichaam actief is, net als het denken en voelen, maar dat die activiteiten niet echt een "ik" betreffen. Ik ben en blijf onveranderlijk en moeiteloos de waarnemer, niet alleen van de activiteiten van het lichaam, maar van alle dingen die verschijnen en na enkele ogenblikken weer verdwijnen in en uit Bewustzijn. Zo ook:


Feit 11: Ook het functioneren van de zintuigen is, telkens, één voor één, een beweging in het bewuste Licht waarin dit plaatsvindt. Is de aandacht er niet, dan functioneert het zintuig niet. Lees ik dit aandachtig, dan zijn er geen geluiden van het verkeer dat langs het huis rijdt - en passant zij daar iets heel belangrijks bij opgemerkt : er is ook geen gewaarwording van de afwezigheid van deze verkeersgeluiden: enkel de aanwezigheid van het lezen van deze tekst!


Feit 12: Wat wij de wereld noemen is niets anders dan waarneming in de geest van zintuigelijke beelden die het geheugen tot een tijdelijke eenheid projecteert. We lezen nooit een hele zin tegelijk, telkens een of enkele woorden - maar het geheugen maakt er, als we bij het laatste woord zijn aangekomen, een geheel van, en dan zegt de reflex in ons eventueel: Ik heb die zin gelezen.


Feit 13: Als we steeds duidelijker nota nemen van het feit dat we niet een lichaam, niet het functioneren van de zintuigen, van het geheugen en het denken en voelen zijn, maar altijd volkomen moeiteloos hun waarnemer, wordt het zonneklaar dat wij waarnemer zijn van de bewegingen die we vaak zien als tijd. Met andere woorden, als er een manier van denken verschijnt die we de "tijd" noemen, verschijnt die in ons. Wij zijn niet een wezen dat gebonden is door de tijd : de tijd is een manier van denken in ons.


Feit 14: De tijd ontstaat doordat de optische illusie van het geheugen gelijktijdigheid projecteert op dingen die nooit gelijktijdig kunnen zijn: het projecteert duur waar geen duur kan bestaan. Dit lijdt tot de illusie van een durende persoonlijkheid. Het verlengstuk van deze geheugenproductie is een durende wereld. Zie ik dat ik de waarnemer ben van dit gebeuren, dan blijkt ook dat er geen durende persoonlijkheid is, en daarmee verdwijnt ook de duur die op "de wereld" werd geprojecteerd. Van dat ogenblik zien we dat wat we de "wereld" noemen, iets is, een beweging in Bewustzijn, dat enerzijds voor zijn verschijnen volkomen afhankelijk is van dit bewustzijn; zich anderzijds geheel voltrekt binnen Bewustzijn. De wereld is een serie bewegingen die zich voltrekt binnen mij. Ik ben niet iemand die in de wereld leeft.


Feit 15: Wanneer er een beweging in Bewustzijn verschijnt, neemt de Bewuste Tegenwoordigheid die we zijn, tijdelijk de vorm aan van waarnemer. Verdwijnt de beweging, dan verdwijnt de waarnemer. Verdwijnt de waarnemer, dan verdwijnt de wereld. De wereld (met inbegrip van de stukken die we "ik" noemen) en de waarnemer zijn van elkaar afhankelijk. De wereld hangt voor zijn verschijnen af van de waarnemer, en omgekeerd. Maar bij het verdwijnen van de waarnemer blijft niet niets over, maar deze Helderheid die we altijd moeiteloos zijn. Deze Helderheid is van niets afhankelijk. Alleen zij maakt het mogelijk dat waarnemer en wereld verschijnen. Zijn ze er niet, dan wordt deze Helderheid daar op geen enkele wijze door beïnvloed. Zijn ze er wel, dan wordt deze Helderheid daardoor evenmin beïnvloed. Ashtavakra, de grote Guru, zegt tegen zijn leerling Koning Janaka: "You are the One, Pure Consicousness. Nothing can leave an impression on you". ("Jij bent dit éne, heldere, onvermengde Bewuste Zijn. Niets kan een spoor in je achterlaten".)

Sporen lijken alleen achter te blijven wanneer er verweving is met het een of andere object dat wij projecteren in tijd en ruimte : daarmee komt de optische illusie tot stand die wij het geheugen noemen, en die ons doet geloven dat een gedachte die nu verschijnt, in werkelijkheid iets zou zijn of vertegenwoordigen dat wij het "verleden" noemen.

Kijkend naar de bewegingen zien wij, dat een gedachte of een waarneming die is afgelopen, heeft opgehouden te bestaan - met andere woorden dat er niet zoiets bestaat als het verleden.

Wie meent dat hij gebonden is, denkt dat een fantasie die hij niet is (de persoonlijkheid) wordt gebonden door iets wat niet bestaat (het verleden).

Het volkomen helder doorzien van deze illusie lijdt onmiddellijk tot de herkenning van de vrijheid die wij zijn, en daarmee tot wat "bevrijding" wordt genoemd.

Maar in feite heeft er nooit iemand bestaan die gebonden was, en daarom is er ook niemand die wordt bevrijd. Alleen de illusie houdt op dat ik allerlei dingen ben die verschijnen in tijd en ruimte.

Aan het eind, gaat de meditatie over in niet-meditatie: in de herkenning dat alle dingen die wij kennen verschijnen in de éne Helderheid die wij zelf zijn. Zijn er vormen, dan bestaan die vormen uit Dat, wat wij zijn. Zijn er geen vormen, dan is er alleen dit Licht dat wij zijn.

Zo zien we altijd en overal niets anders dan wat we zijn. Dat is de ervaring die we vrijheid noemen. En dat is de betekenis van de uitspraak dat de verlichte de hele dag doorbrengt in de contemplatie van het Zelf : hij weet, als geleefde Ervaring, dat er niets anders bestaat.

~ Wolter Keers ~



vrijdag 7 augustus 2020

Nāda Yoga, een verslag van een satsang waarin Douwe Tiemersma alsnog mijn vraag (vh) beantwoordt


Met S. had ik een gesprek over haar kundalini. We kwamen op een wederzijdse bekende, Yogi Haribar, die overleden was. Hij acteerde oa in de Facebookgroep Advaita Nederland (Non-dualiteit). Beide hadden wij vragen en kregen antwoorden van Yogi. Antwoorden en aanbevelingen bijvoorbeeld over 360 graden meditatie en Nāda Yoga. Ik was de naam van de yoga soort even kwijt. Nidra yoga zat in mijn hoofd rond te spoken. 


Dit was al na de dood van Douwe Tiemersma, hem kon ik het niet meer vragen, dacht ik ...


Nu bij het opnieuw googlen bleek dat niet helemaal waar. Hier gaat hij toch in op (oer)klanken.  Op tinkelende geluiden, nāda yoga. Fijn dat hij alsnog mijn vraag beantwoordt. 



Tekst

Zie je het licht flikkeren, hoor je de klanken tinkelen, oneindig ver weg,  dichtbij


jaargang 3 nr. 6 (25 februari 2002)



Uit een gesprek op Schiermonnikoog 9 juni 2001 met Douwe Tiemersma – 6e deel


D. Hoe is het met jou?


V. Een beetje moe


D. Boven die vermoeidheid ben je nog bewust-zijn, anders had je het niet kunnen zeggen. Wat ben je nu, moe of bewust?


V. Bewust


D. Het gaat om het primaat, wat het eerste en het belangrijkste is. Als je zegt ‘ik ben moe’, dan heb je meteen al een bewustzijnsverenging.


V. Doordat ik het zo formuleerde. Ik weet het wel.


D. Hoe zou je het nu formuleren?


V. Ik ben bewust.


D. En daarin verschijnt die vermoeidheid. En is dan die vermoeidheid niet meteen minder belangrijk?


V. Zo verschijnt de vermoeidheid inderdaad heel anders.


D. Als je er helemaal inzit, is er alleen maar vermoeidheid. ‘Ik’ en ‘vermoeidheid’ kun je ook omdraaien en dan staat de sfeer van je bewust-zijn voorop. Daarin zit ergens wel een stuk vermoeidheid, dat kan. Maar, eerst is er die open ruimte van bewust-zijn. Daardoor krijgt die moeheid ineens een heel ander karakter. Het is niet meer zo dringend. De spanning die in die vermoeidheid zit, krijgt de ruimte om zich uit te werken en af te vloeien. Dus dan is er steeds minder vermoeidheid.


D. En jij?


V. Het is wel goed.


D. Wat bedoel je met ‘goed’?


V. Niet zo veel eigenlijk. Dat er niets hoeft te veranderen zoals ik hier zit.


D. Besef je ook dat dat altijd zo blijft?


V. Het zal wel weer veranderen.


D. Jij zit daar te zitten en je zegt ‘het is wel goed’, maar eigenlijk zeg je ‘het is wel goed zo’. Laat dat nu eens heel helder zo tot uiting komen dat er niet meer ‘ja, het is wel goed’ is, maar dat het eruit springt, stralend en tinkelend. Dan is er een nieuwe situatie.


V. Ja, maar dat is een situatie die je niet kunt maken.


D. We hebben het over een opening en dat is iets wat je wel kunt laten gebeuren, alleen al door te zeggen ‘er is meer dan alleen dit’.


V. Ik merk wel vaak dat er iets is, dat me terughoudt.


D. Wanneer je nu de helderheid als centrum neemt van je aandacht, de helderheid van de lucht waar de zon doorheen schijnt, dan breidt zij zich uit. De aandacht wordt dan veel sprankelender, het bewustzijn, het zelfbewustzijn. Hoor maar: de klokjes.


V. Die tinkelen vaak.


D. Het geluid van helder kristal.


V. Soms komt die kwaliteit op en dan kan hij weer verdwijnen, wanneer ik me met bepaalde dingen identificeer.


D. Ja, het punt is helder te blijven, steeds maar te luisteren: klokjes, kristalhelder, pang.


V. Op een bepaalde manier vind ik het moeilijk om het door te laten gaan.


D. O, het is alleen maar luisteren.


V. Op een bepaalde manier grijp ik ernaar.


D. Nee, blijf maar luisteren. De klokjes tinkelen continu. Het zonlicht tinkelt overal.


V. Verder niets?


D. Verder niets. Je hoeft alleen maar te luisteren.


V. Nou, dat is gemakkelijk.


D. Ja, het wordt steeds gemakkelijker. Ik heb soms wel de neiging om tegen de hoofden van mensen te tikken. Dat kun je ook bij je zelf doen –leuk hoor- om na te gaan welke klank er uit komt. Is de klank dof, of is hij helder. Het gaat natuurlijk om de kwaliteit van het bewustzijn.


V. Een ander: Je bedoelt dat letterlijk? Of is het als metafoor bedoeld?


D. Ik bedoel het letterlijk.


V. Ik heb de ervaring dat die helderheid inderdaad een grondtoon bezit.


D. Jazeker.


V. Een soort klank is het.


D. Wanneer je eenmaal met die klank contact hebt, hoef je alleen maar te luisteren. Soms stel je vast ‘er is wat dofheid’, maar ook ‘die heldere klank is er weer’. Dan is het weer open.


Die toon is er, als het heel stil is. Als er lawaai is, is hij versluierd.


Dan moet je nog beter luisteren, want die toon gaat wel door en die kun je blijven horen ondanks het grootste lawaai. Wanneer je maar goed luistert blijft hij er, want hij bevindt zich in de sfeer van het zelf-zijn. Evenals de sfeer van het zelf-zijn niet wordt weggewalst door allerlei uitwendige krachten, verdwijnt die heldere toon niet wanneer er allerlei andere geluiden zijn. Ze bijten elkaar niet, omdat het heel verschillende soorten klanken zijn.


V. Iemand anders: Het heeft eigenlijk weinig met je oren te maken.


D. Het heeft niets met je oren te maken.


V. Mijn gehoor is niet zo geweldig in het horen van tonen, maar die toon hoor ik altijd.


D. Het heldere horen is een van de hulpmiddelen waardoor afgeslotenheid open komt. Wanneer je luistert naar die basale grondtoon, die specifieke klank in de verte, heel ver in de verte en heel dichtbij, dan heeft die niets met de geluiden in de wereld te maken. Net zoals bij het zien verleg je de focus tot in het oneindige en meteen is er dat oneindige in het luisteren. Die openheid is niet afhankelijk van omstandigheden. Traditioneel heb je de yoga van het geluid, de nada-yoga. In de religieuze context worden het mystieke geluiden, of goddelijke geluiden genoemd. Dat doet er niet toe. Fundamenteel is, dat daardoor je eigen beperkte wereldje wordt opengebroken. In de yoga van het zien, heel ver naar en voorbij de horizon, of daar in de verte licht, heb je natuurlijk ook die tussengebieden van de visioenen en weet ik wat allemaal. Visioenen en mystieke klanken doen er helemaal niet toe. Het gaat om het fundamentele proces dat de hele aandacht open komt en dat je ervaart dat het bewustzijn niet afhankelijk is van wat voor vorm en wat voor omstandigheid.

dinsdag 4 augustus 2020

Het is doorzien (Victor Hooftman)

OK. Dat zit je dan. Je bent er wel klaar mee. Verliefd op het zoeken, maar uitgezocht. Je snapt het mentaal, maar voelt en ziet het ook. Sunyata, blijheid, niets meer te zeggen, niets meer te doen. 
Silence is the answer, silence is the way. The way, Tao, in feite geen weg
En nu? Meditatief doen wat je altijd al deed. Met je moeder lopen en op terras zitten, haar even meenemen vanuit het corona besmette huis. 
Alexander Smit zei tegen Amrito/Foudraine, jij bent verliefd op de zoektocht. Ben ik dat in feite ook niet. Kan ik gewoon stoppen met zoeken? Ja, dat kan ik. 

De ervaringen zijn daar. Ik doe ertoe. En ik is een ego constructie. Niets mis mee maar alleen maar bestaand in een interactie tot alles om je heen. Geen onafhankelijke bestaansrecht.  Klaar. Geen actie nodig vanuit het denken. 

Genieten en loslaten. En, ook accepteren en opschrijven dat het zo is. Mijn leraar vond dat je het ook voor jezelf moest bevestigen. Het lijden en het leven zijn doorzien. De energie in beweging is voelbaar. 

Ik luister naar mantra's. Het lichaam, wat ik niet ben en ook wel ben, houdt ervan. Er is niets dat dit accepteert of verwerpt.




maandag 3 augustus 2020

Janaka over geluk, about happiness (Ashtavakra Gita)



Janaka over ..... geluk!

 XIII Geluk
 Janaka zei ---

 1. De rust die wordt geboren uit het bewustzijn dat er niets anders is dan het Zelf is zeldzaam, zelfs voor iemand die slechts een lendendoek draagt.  Daarom geef ik verzaking en aanvaarding op en leef ik gelukkig.

 2. Er is moeite met het lichaam hier, moeite met de tong daar en moeite met de geest elders.  Nadat ik deze heb afgezworen, ben ik het hoogste doel van het leven: ik leef gelukkig.

 3. Ik realiseer me volledig dat niets door het Zelf werkelijk wordt gedaan, en ik doe alles wat zich aandient om gedaan te worden en gelukkig te leven.

 4. De yogi's die aan het lichaam gehecht zijn, benadrukken actie of passiviteit.  Door het ontbreken van associatie en dissociatie leef ik gelukkig.

5. Er wordt geen goed of kwaad gecreëerd door te blijven, te gaan of slapen.  Dus of ik nu blijf, ga of slaap, ik leef gelukkig.

 6. Ik verlies niets door te slapen of te winnen door te streven. Dus ik geef de gedachten van verlies en opgetogenheid op en leef gelukkig.

 7. Door steeds weer de wisselvalligheid van plezier en pijn onder verschillende omstandigheden te observeren, heb ik afstand gedaan van goed en kwaad en leef ik gelukkig.

Vertaling Victor Hooftman (zie hieronder de wellicht betere vertalingen van Riëtte Dijkman)


XIII Happiness
 Janaka said ---
 1. The tranquillity which is born of the consciousness that there is nothing but the Self is rare even for one who wears but a loin-cloth. Therefore giving up renunciation and acceptance, I live happily.
 2. There is trouble of the body here, trouble of the tongue there, and trouble of the mind elsewhere. Having renounced these, I life’s supreme goal I live happily.
 3. Fully realizing that nothing whatsoever is really done by the Self, I do whatever presents itself to be done and live happily.
 4. The yogins who are attached to the body insist upon action or inaction. Owing to the absence of association and dissociation, I live happily.
 5. No good or evil accrues to me by staying, going or sleeping. So, whether I stay, go or sleep, I live happily.
 6. I do not lose by sleeping or gain by striving. So giving up thoughts of loss and elation, I live happily.
 7. Observing again and again the inconstancy of pleasure and pain under different circumstances, I have renounced good and evil, and I live happily.

Janaka over geluk. Een iets andere vertaling dan van Victor, met een klein beetje toelichting. We waren er vanmiddag onafhankelijk van elkaar mee bezig dus 🙂

1 De serene kalmte die opwelt in iemand die zonder iets is, is zeldzaam, zelfs voor iemand die slechts een lendendoek draagt (dwz blijk geeft van een hoog geestelijk streven). Daarom, door mijzelf los te maken van verzaking en aanvaarding, leef ik gelukkig. 
2 Ergens (dwz in de spirituele beoefening) zijn er moeilijkheden van het lichaam, moeilijkheden van de taal en moeilijkheden van de geest. Door deze af te zweren (dwz de volledige ongehechtheid aan handeling te betrachten) leef ik gelukkig in ‘s levens hoogste doel.
3 Volledig  beseffend dat niets, wat dan ook, in werkelijkheid gedaan wordt door het Zelf (dwz  alles wordt gedaan in tijd en ruimte door lichaam-denken-voelen tezamen met het ik), doe ik wat zich voordoet om gedaan te worden en leef ik gelukkig.
4 De yogi’s die gehecht zijn aan het lichaam, staan nadrukkelijk op handeling of niet-handeling (dwz voorgeschreven regels). Door de afwezigheid van zowel verbinding als niet-verbinding (dwz door het lichaam als werktuig te zien), leef ik gelukkig.
5 Goed noch kwaad komen aan mij ten goede door stilstaan, gaan of slapen (dwz de vruchten van handeling, karma, raken iemand niet, die niet gehecht is aan zijn lichaam of denkvermogen). En daarom leef ik gelukkig, of ik nu sta of ga of slaap. 
6 Er is voor mij geen verlies door slapen of winst door streven. Daarom, door alle gedachten aan verlies (van vreugde) en opgetogenheid op te geven, leef ik gelukkig.
7 Keer op keer en de wisselvalligheid van de vormen van vreugde en smart onder verschillende omstandigheden opmerkend, heb ik goed en kwaad laten varen, en leef ik gelukkig.

Riëtte Dijkman

zondag 2 augustus 2020

Waarom lezen we zo weinig over geluk binnen de Advaita



Waarom lees ik zo weinig over geluk binnen de Advaita.
Ik lees over zoeken, over richtingen.
Er is niets, niets te vinden, wordt geroepen. 
Waar maar waarom zie ik het geluk er niet afspatten.
Ik kijk naar Nisargadatta, waar zie ik zijn geluk? 
Ik lees Wouter, mooie stukjes, maar waar is de Liefde?
Ik lees Anthonie, ik zie mindstillness, maar zie ik de bliss? 

Kijk ik naar mijn vriend Roy Rogers ... Ja, het geluk spat er vanaf! Dan lijkt de goede kant op te gaan. Dan is het echt. 

Is Gelukzaligheid een aanwijzing, een pointer? 

Ja, natuurlijk. Als inzicht niet tot geluk leidt waarom dan de eindeloze zoektocht.

Als neti-neti niet tot Ananda leidt is het voor jou van geen belang. 

Maar als het je inzicht én Gelukzaligheid brengt, dan komen we ergens.

Ik probeer het te begrijpen en luister naar Youtube. Een interview van Patrick Kicken en Jim Newman. Neo-advaita. Misschien hoor of zie ik iets waarvan ik denk, het levert hem wat op. Of is de beloning dat de zoektocht wegvalt?

Er is geen individu meer, geen ik, geen probleem, alles is zoals het is, geen accepteren, geen niet accepteren, gewoon wat is, is, onmiddelijk nu, zijn. Woorden als Bewustzijn vallen weg, Liefde is slechts een begrip? Ik ga luisteren.


Sat-chit-ananda. Daar heb ik (vh) het over. Mijn gelukservaring is wat tussen mij en Tony Parson, Jim Newman of die Duitser staat. Zijn zien alles helder, zijn niets of alles, onmiddelijk, maar niet gelukkig. Daarom mijn vraag ... Mijn advies, wees gelukkig en de rest is toch niet waar of perceptie, conceptie. Er is geen Ik. Maar de ene niet Ik, het lichaam, is gelukkig, en de andere niet ik, ook een lichaam niet. Er is GEEN taak om mensen te laten zien dat er niets is en dat ze ongelukkig mogen blijven. 'Onze' 'taak' is mensen een kans op geluk te geven. Het zal duidelijk zijn dat ik in feite nergens toe behoor ...