Populaire berichten

dinsdag 3 september 2019

De Westerse filosofie door Peter Weeda 2 (Aristoteles)



· Aristoteles (384–322)

Hoofdwerken: Physica, De anima, Metaphysica, Ethica Nicomacheia, Poëtica.



Aristoteles is, samen met zijn leraar Plato, de belangrijkste filosoof uit de Oudheid. Een uitermate veelzijdig man. Eigenlijk de eerste homo universalis, een systeemfilosoof. Ook een pietje precies, in tegenstelling tot Plato. Was het oneens met diens Ideeënleer. Aristoteles’ werk gaat over wiskunde, biologie, kunst, ethiek, logica en politiek. De Ethica van Aristoteles is een van de mijlpalen van de filosofie. Ook gaf hij les aan Alexander de Grote.



De hoogste filosofie houdt zich bezig met het gehele zijn. Toen men Aristoteles' werken ordende, plaatste men zijn geschriften over deze hoogste wetenschap achter zijn werken over fysica. Dus dat wat na de fysica komt, oftewel metafysica (maar is eigenlijk veelomvattender).

Een van Aristoteles' belangrijkste metafysische inzichten is dat alles in de natuur door iets anders wordt bewogen of in gang gezet. Iemand of iets, stelt Aristoteles, moet de oorsprong zijn van dat proces. Deze instantie noemt hij 'de onbewogen beweger' die het universum in beweging houdt zonder zelf door iets anders te worden bewogen.

Aristoteles staat ook aan de basis van de logica, een voorbeeld: premisse 1 is 'Alle mensen zijn sterfelijk'; premisse 2 luidt 'Socrates is een mens'. De conclusie is dan: 'Socrates is sterfelijk.'

Aristoteles is de eerste filosoof die de natuur op wetenschappelijke wijze onderzoekt door dieren en planten te bestuderen. Daarbij komt hij tot de conclusie dat alles in de natuur 'potentie' heeft. Een zaadje van een beuk heeft bijvoorbeeld de potentie om uit te groeien tot een boom. Hetzelfde geldt voor een baby. Hoewel een pasgeborene in veel opzichten nog nauwelijks op een mens lijkt, heeft het alle typisch menselijke eigenschappen en vormen latent in zich. Daarom kunnen we een baby mens noemen.



Hoe de mens zich dient te gedragen, is het onderwerp van de Ethica Nicomacheia, dat eeuwenlang het standaardwerk in de ethiek zou blijven en in onze dagen een heropleving beleeft. Aristoteles zegt hierin dat mensen tussen twee uitersten het juiste midden dienen te houden. Zo heeft Aristoteles het over moed in onderscheid tot roekeloosheid en lafheid; over matigheid (tussen losbandigheid en ongevoeligheid); over vrijgevigheid (tussen verkwisting en gierigheid). Dat Aristoteles de deugden een midden noemt tussen allerlei uitersten, duidt er allerminst op dat hij pleit voor een middelmatig leven. We moeten integendeel streven naar de best mogelijke prestaties bij de taken die ons toevallen. De deugd die hij als de kroon beschouwt van alle andere deugden is de grootmoedigheid of de grootsheid. Ook streeft hij de gepaste trots na, en dat is geheel iets anders dan de christelijke deugd der nederigheid waarmee het westen ook nu nog doordrenkt is. We komen die trots later ook tegen bij de filosoof John Rawls



In zijn Poëtica (335) schrijft hij over de kracht van verbeelding. Van zijn leraar Plato heeft Aristoteles het idee dat de essentie van kunst nabootsing van het leven is. Plato wilde kunstenaars bannen uit zijn ideale staat, omdat ze grilligheid tonen en geen goddelijk voorbeeld stellen. Maar Aristoteles vindt kunst louterend voor de geest, catharsis. Bij het kijken naar een tragedie vrezen we het tragische lot van de hoofdpersoon, na afloop waarderen we ons eigen leven des te meer. We zijn herinnerd aan wat belangrijk is in het leven.

Geen opmerkingen: