David
Hume (1711-1776)
David
Hume is een Schotse filosoof van de Verlichting en behoort samen met
John Locke en George Berkeley tot de hoofdfiguren van het empirisme.
Van de drie is hij het meest sceptisch: het grootste deel van onze
kennis is onzeker, en zegt meer over onszelf dan over de
werkelijkheid. Vanwege zijn strenge eisen aan wat we kennis mogen
noemen, wordt Hume wel beschouwd als de grootvader van de analytische
filosofie.
Hume
wilde allerlei gedachten en begrippen opruimen die bij de mensen
waren blijven hangen sinds het rationalisme. Hij wilde terug naar de
manier waarop een kind tegen de wereld kijkt. Een kind is nog geen
slaaf van gewenning, zegt hij, in tegenstelling tot veel volwassenen
die door hun bevooroordeeldheid maar al te snel een conclusie vormen.
Hij klaagde met name de ‘gelaagdheid van de onwetendheid’ aan.
Hume
wordt geboren in Edinburgh als zoon van een advocaat. Op zijn
twaalfde studeert hij aan de Universiteit van Edinburgh, het centrum
van de Schotse Verlichting. Filosofie weet hem zo te grijpen dat hij
stopt met rechten en op 26-jarige leeftijd A Treatise of
Human Nature voltooit – een van de belangrijkste
werken uit de westerse wijsbegeerte.
Hume
maakt een onderscheid tussen indrukken die op uiterlijke waarneming
en indrukken die op innerlijke waarneming berusten. De uiterlijke
waarneming kan ons bijvoorbeeld vertellen dat een plant groen is en
twintig centimeter hoog, maar ze kan ons niets zinnigs zeggen over de
‘substantie’ van de plant, dat wat overblijft als je alle door
indrukken waargenomen eigenschappen wegdenkt. Het begrip substantie
is volgens Hume een construct van onze geest, dat iets zegt over hoe
ons verstand werkt. Op dezelfde manier redeneert Hume dat ‘God’
en de ‘ziel’ geen enkel empirisch fundament hebben en volgens hem
‘het vuur in kunnen’.
Beroemd
is Humes voorbeeld van de biljartballen, dit laat zien hoe radicaal
zijn scepticisme is.
Omdat in een spelletje biljart de rode bal zich telkens verplaatst
nadat de witte bal hem raakt, gaan we uit van een oorzakelijk verband
tussen de twee, maar volgens Hume is er nergens een logische reden
voor dat verband. We hebben geen indruk van de causaliteit zelf, er
is slechts de associatie van twee gebeurtenissen die altijd na elkaar
plaats lijken te vinden. Ook het ‘zelf’ is volgens Hume niet meer
dan een constante stroom indrukken die we eveneens uit gewoonte tot
een samenhangend ‘ik’ smeden. (noot
PW: ik ben net verder aan het lezen over wat het Ik is en dat komt
hier aardig bij in de buurt)
Op
het gebied van de ethiek toont Hume zich eveneens sceptisch: de rede
kan ons handelen nooit motiveren: zij helpt ons te bereiken wat wij
verlangen, maar zij bepaalt nimmer wat wij verlangen. Zo eindigt een
van de grootste Verlichtingsdenkers met een bescheiden plek voor de
rede: ‘De rede is alleen de slaaf, en mag alleen de slaaf zijn, van
de hartstochten.’
Hume
was agnosticus. Velen beschouwen David Hume als een van de eerste
filosofen van het conservatisme, naast mensen als Edmund Burke en
Alexis de Tocqueville. Anderen zien een genuanceerde ideologie, een
combinatie van klassiek-liberalisme en een meer traditioneel
conservatisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten