Populaire berichten

maandag 12 oktober 2020

Het kaartje dat ontplofte, U.G. Krishnamurti door Wouter van Oord

 





InZicht nummer 1 2020

Het kaartje dat ontplofte

Wouter van Oord


Terwijl we zwijgend wachtten op U.G.’s komst, verscheen geruisloos en bijna onopvallend een kleine gestalte in het kamertje, die plaatsnam op een lege stoel in de erker. Pas na een tijdje drong het tot me door dat het U.G. was. Hij zag eruit als een bosje gedroogd hout. Hij zag er onwerkelijk, bijna buitenaards uit. Ik kon mijn ogen niet geloven! Hij zat daar stilletjes en schijnbaar ongeïnteresseerd in de aanwezigheid van het gezelschap.


William Burroughs, de meest excentrieke schrijver van de beatgeneratie, publiceerde in 1962 in Parijs zijn boek: ‘The Ticket That Exploded’ (Het kaartje dat ontplofte). Samen met ‘De Soft Machine’ en ‘Nova Express’ vormt het een bizarre trilogie met als centraal concept: de taal als virus. Burroughs en U.G. hebben iets met elkaar gemeen; een nietsontziende kracht tot het vernietigen van taal als virus van betekenis en waan dat zich vestigt in de menselijke hersenschors. Taal is immers het eerste wat zich in de hersencellen nestelt en bepaalt ons voorstellingsvermogen, kennis, gedrag en communicatie.


GONER In datzelfde 1962 bevond U.G. zich in Londen. ‘Down and out’ zwierf hij door de hoofdstad, volkomen berooid en zonder uitzicht op terugkeer naar India. Drie jaar lang leefde hij doelloos op straat. De paar vrienden die hij had, zagen hem onherroepelijk en willoos afglijden richting ondergang. Maar volgens U.G. zelf ervoer hij dat toen als vanzelfsprekend en liet hij alles gebeuren zoals het zich voordeed zonder de wens het te stoppen.


'Wouter van Oord (1946) is autodidact. Hij was werkzaam als zelfstandig ondernemer in de muziekhandel en had het geluk een groot deel van zijn leven door te mogen brengen als bon vivant en reiziger. Op zijn 14e sloeg bij hem de bliksem in bij het zien van een foto van Ramana Maharshi. Deze gebeurtenis werd de basis voor een leven van onderzoek naar waarheid. Die waarheid werd primair gevonden in de realisatie van Leegte en vervolgens in het gaandeweg existentieel samenvallen met wat is, de paradox van de volte van de presentie van afwezigheid.'


Hij beschrijft deze jaren als de opmaat en ingang naar de natuurlijke staat, waarin hij uiteindelijk na zes jaar zwerven zou arriveren, zowel eindigend als beginnend met ‘the calamity’ zoals hij het noemt. Het was een explosie van het levende organisme in de oneindigheid van zelfloosheid. Het was een totale vernietiging van alles wat hij voorheen leek te zijn; een mens vol kennis, identiteit, trots en ongemak. De ramp was een dood die zich een leven lang periodiek zou blijven herhalen als sterven en herrijzenis als verwondering en als Niets. Burroughs was 15 jaar lang tot 1956 verslaafd aan heroïne, maar stopte radicaal met hulp van een apomorfinekuur, een controversiële methode die de stofwisseling manipuleert en de fysieke afhankelijkheid bestrijdt. Later noemde hij die behandeling ‘the turning point between life and death’. Zijn geniale meesterwerk ‘Naked Lunch’ zou zonder deze behandeling nooit geschreven zijn. In deze periode, waarin Burroughs uit de figuurlijke dood herrees en bij zinnen kwam en zijn roem als gearriveerd anarchistisch schrijver vestigde, verloor U.G. zijn ‘persoonlijke’ leven en werd een ‘goner’, verdwenen, voorbij alle hulp en kans op herstel en terugkeer naar de conventies van het oude leven, een gestorvene…


TAAL Volgens Burroughs is taal een virus dat de mensheid controleert. Controle is synoniem voor een kwaad dat niet van buitenaf wordt opgelegd, maar zich van binnenuit verspreidt door het hele systeem. Het komt binnen door middel van machtsstructuren als cultuur en politieke en religieuze instituten. Deze bepalen het gedrag en de moraal. Niemand is veilig voor zichzelf – of, zoals Jack Kerouac het samenvatte: “I am not ‘I am’ but just a spy in someone else’s body.” De waarheid die taal pretendeert te zijn is van jongs af aan in onze hersenen gepompt als kennis. Ze overwoekert alle helderheid. Taal is een monster.


DE CLOUD U.G. zegt dat we zijn ingeplugd in de wereldgeest - een soort cloud waar alle kennis ligt opgetast die gedurende de menselijke evolutie en geschiedenis is ontwikkeld. Ons brein fungeert als een antenne die zijn kennis uit die cloud tapt. Kennis die al ons doen en laten bepaalt. Die databank moet uit je systeem verdwijnen, zegt U.G. Het is de wurggreep van kennis die ons in een droomstaat van aanwezigheid (ik ben) houdt. De vicieuze cirkel van herhaling van klinkklare nonsens waar we rondfladderen als krassende papegaaien en elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Burroughs zoekt in zijn paranoïde verhaal ondergronds verlossing en vindt anonimiteit in de fictieve vrijstaat ‘Interzone’, waar herenliefde en drugsgebruik de heersende cultuur zijn. Hij wil op die manier ontsnappen aan de dreiging van zowel de buiten- als binnenaardse ‘mindcontrol’. Bij hem blijft het fictie, een vlucht in de droom. Bij U.G. is het geen vlucht. Bij hem ontploft het kaartje echt. Het is menens tot in de cellen! U.G. heeft geen boodschap. Bij hem valt niks te halen. Hij is leeg. Zijn harde schijf is gewist. Dat kun je niet nadoen. Niet imiteren of navolgen. Niet bereiken via meditatie of welke spirituele methode dan ook. Je bent volkomen hulpeloos. Gedoemd. Geen ervaring levert je wat op. U.G. zegt dat wanneer er tot in de cellen de realisatie is dat er niets te vinden is, jouw identiteit niet overeind kan blijven. Dan brandt kennis op tot as en blijft er geen ervaren over omdat er niemand meer is om dat te kunnen. Dan ben je weg!


DOOD HOUT Ik herinner mij nog goed hoe ik U.G. voor het eerst ontmoette in levende lijve. Ik was samen met mijn vrouw naar de binnenstad van Amsterdam gereisd, waar op een bovenetage een meeting was georganiseerd door enkelen van zijn volgers. Het was in een kleine voorkamer met een erker. Er was een tiental aanwezigen.

Er werd niet veel gezegd. We wachtten op het verschijnen van U.G., die blijkbaar de vorige dag was aangereden door een fietser tijdens een wandeling. Hij was daarbij ten val gekomen en had een wond aan het hoofd. Toen de fietser toesnelde om hem overeind te helpen, schijnt U.G. hem te hebben toegeroepen: “Get lost!” Aldus Henk Schoonewille, een close friend van U.G. Terwijl we zwijgend wachtten op zijn entree, verscheen geruisloos een bijna onopvallende kleine gestalte in het kamertje, die plaatsnam op een lege stoel. Pas na een tijdje drong het tot me door dat het U.G. was. Hij zag eruit als een bosje gedroogd hout. Hij zag er onwerkelijk, bijna buitenaards uit. Ik kon mijn ogen niet geloven! Hij zat daar stilletjes en schijnbaar ongeïnteresseerd in de aanwezigheid van het gezelschap. Het bleef lang stil. Niemand nam het woord. Niemand had blijkbaar lust om iets te zeggen of te vragen. U.G. staarde zwijgend voor zich uit. Uiteindelijk werden er wat losse-floddervragen gesteld, die U.G. kortaf beantwoordde. Ik herinner me niets van die vragen en antwoorden. Hij scheen er niet veel zin in te hebben. De sessie leek te gebeuren in tijdloos grauw, zonder retorisch hoogtepunt om aan terug te kunnen denken. Het gaf geen genoegen. Het stelde niks voor.


ZWARTE GATEN Na ongeveer een uur vertrokken een voor een de aanwezigen weer totdat mijn vrouw en ik als laatsten overbleven. U.G. stond als een bevroren pop onbeweeglijk in het midden van het kamertje. Hij leek nog altijd op dood hout. We maakten aanstalten om te vertrekken en afscheid van hem te nemen. Toen gebeurde het! Ik liep naar hem toe en hij kwam onmiddellijk tot leven, nam mijn beide handen in de zijne en keek me recht aan zonder iets te zeggen. We stonden oog in oog. Wat ik toen zag, zal ik nooit vergeten. Zijn ogen waren zwarte gaten waarin ik verdronk, ik loste op in oneindige leegte. Zo stonden we een moment, dat eeuwig leek, sprakeloos hand in hand, als kinderen en er was een onbedwingbare neiging om te lachen… ook bij U.G. Hij lichtte op als een ster en even leek het of we dansten… gracieus, lichtvoetig, onschuldig… vervloeiend met wat schijnbaar verscheen…


Vrede

Dus je boodschap komt erop neer dat de mens geen vrede kan hebben met zichzelf. Is dat het wat je wilt zeggen?

UG: Nee. De mens is al in vrede met zichzelf. Het idee dat er ergens anders vrede te vinden is, ergens in de toekomst, veroorzaakt het probleem. Alle religieuze ervaringen zoals compassie, gelukzaligheid en liefde zijn onderdeel van het hevige verlangen naar een niet-bestaande vrede die de natuurlijke vrede, die er al in het lichaam is, vernietigt.


Geen vrede. Geen religie. Geen mededogen. Geen hoop. Wat houden we dan nog over U.G.?

UG: Niets. Ik stel de hele spirituele ervaring ter discussie. Die probeer ik open te breken.


Hoe zit dat dan met de mooie, eeuwenoude en uitgebreide rituelen die zo’n groot onderdeel vormen van onze religieuze belevenis. Zijn zij van enige betekenis of relevantie voor onze levens?

UG: De mens heeft zich altijd met het een of ander willen vermaken. Rituelen hebben hem, door de jaren heen, voorzien van het noodzakelijke vermaak en zijn nu vervangen door films, video’s, televisie, circussen, bijeenkomsten van J. Krishnamurti en wat nog meer. Er zijn zoveel van die dingen, weet je. Iedereen probeert zijn eigen speciale sigarettenmerk te verkopen, zijn eigen bijzondere product. En wij willen het. Er is een markt voor deze spirituele artikelen en daarom verkoopt iemand ze. Niemand kan dat spul aan mij slijten, want ik ben er niet in geïnteresseerd. Anderen misschien wel.


Ja, maar waar ben jij in geïnteresseerd? Wat is jouw drive om door te gaan met leven?

UG: Alles wat ik tegenkom. Wat er ook gebeurt, op dit moment, is het enige wat voor mij telt.


Kom op nou. Je bent een ‘hier-en-nu-mens’, is dat het?

UG: Nee. Het is zeer misleidend om het op die manier uit te leggen. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.

Kijk, ik lees sciencefictionboeken. Waarom? Omdat er actie in zit. Ik heb geen interesse in hoe het afloopt, maar alleen in de voortgaande actie. Het is net als bij een striptease. Het strippen vind ik interessant, maar het einde niet. Wie is er geïnteresseerd in het einde? Net zo zijn alle dingen die je hebt meegemaakt, al jouw kennis en je hele gevoel van een ‘zelf ’, dode dingen uit het verleden. Deze herinneringen hebben een enorme emotionele inhoud voor jou, maar niet voor mij. Ik heb alleen maar interesse in wat er feitelijk nu gebeurt en niet morgen of gisteren.


Uit: De Denkbeeldige Geest, U.G. Krishnamurti, uitgeverij Samsara.


Spreekbuis van het leven

Door de manier waarop jullie luisteren ben ik genoodzaakt de eerste bewering altijd teniet te doen met behulp van een andere bewering. Daarna wordt de tweede bewering tenietgedaan door een derde, enzovoorts. Mijn doel is geen gerieflijke dialectische these, maar het volkomen tenietdoen van alles wat tot uitdrukking gebracht kan worden.”

U.G. Krishnamurti


U.G. Krishnamurti werd beschouwd als de antigoeroe, een verlicht man, en door sommigen zelfs als een charlatan. Hij was radicaal in de manier waarop hij het onuitsprekelijke verwoordde. Hij was aards en gewoon, maar had ook een heel bijzondere transformerende ervaring ondergaan waarin hij ontwaakte tot zijn natuurlijke staat van zijn en die hij ‘de ramp’ noemde. Je kunt hem heel moeilijk een etiket opplakken dat hem definieert. En dat was in feite ook zijn boodschap. Dat niets gedefinieerd kan worden en dat wie we denken te zijn slechts een conclusie van het denken is. Omdat ik wist dat ik deze column moest schrijven, ben ik een paar video’s van U.G. Krishnamurti op YouTube gaan bekijken. Toen ik hem zag spreken en de vragen van mensen zag beantwoorden, kon ik me heel goed vinden in de manier waarop hij probeerde uit te leggen wat niet uit te leggen valt. Mensen stelden wat hij zei ter discussie en hij reageerde in heel precieze en heldere bewoordingen, maar in wezen verwees hij steeds naar dat wat die woorden overstijgt. In mijn bijeenkomsten en retraites merk ik ook dat als ik spreek en er woorden uit mijn mond komen, ze door me heen gaan en dit lichaam gebruikt wordt om er uitdrukking aan te geven, maar dat de woorden zelf slechts verwijzen naar het woordloze. De woorden geven op zichzelf nooit de waarheid weer. En toch wil ik die graag in woorden uitdrukken. De woorden worden eindeloos verkeerd begrepen en fout geïnterpreteerd, maar het grootste misverstand is dat men aanneemt dat ze iets betekenen. Men neemt aan dat ze iets definitiefs zeggen waar je je aan vast kunt houden. De aard van het denken is dusdanig dat het hard zijn best doet om conclusies te trekken die het Leven begrijpelijk en daarmee veilig maken. Alles staat in relatie tot een referentiepunt genaamd ‘ik’, zodat de leegte van het Leven minder leeg kan aanvoelen. We stoppen de dingen in denkbeeldige hokjes zodat we ernaar kunnen kijken en ‘Ik weet wat dit is’ kunnen zeggen. We kijken naar anderen en nemen van alles over hen aan. We denken dat we ze kennen. Als we daarmee op zouden houden en werkelijk diegene onder ogen zouden komen die zich tegenover ons bevond, zonder enige vorm van interpretatie, zouden we schrikken hoe leeg die persoon werkelijk is. Als je gelooft in de gedachte die dingen, mensen en zelfs het hele Leven indeelt en in hokjes plaatst, dan leef je in de illusie dat ik lossta van jou en daardoor iets aan jou kan schrijven – de ‘jij’ die ik denk dat je bent. Maar toegeven dat ik jou, de lezer, niet ken, of dat ik niet eens weet of iemand dit wel zal lezen, plaatst me in een absoluut isolement, en als ik in dat isolement geen geloof hecht aan gedachten die onderdelen van het leven, inclusief mijzelf, van elkaar scheidt, dan ben ik vrij om gewoon een spreekbuis te zijn waarmee het Leven zichzelf tot uitdrukking brengt. Je kunt wat ik schrijf interpreteren op een manier die past bij de identiteit waar je je mee vereenzelvigt. Maar daar heb ik niets mee van doen. Alles wat ik tot uitdrukking zou kunnen brengen is altijd alleen maar een onsamenhangende energiestroom die hier en nu plaatsvindt. Als ik of jij die op welke manier dan ook probeer te laten stollen, lijkt ze een object te worden dat losstaat van mij. Voor het denken is dat gekmakend. Er valt niets te begrijpen of te bevatten. Elke conclusie die je zou kunnen trekken, wordt dan tenietgedaan door het tegenovergestelde. Als de kern van wat in, en buiten, de woorden tot uitdrukking wordt gebracht voortdurend gefilterd wordt door het denken en er steeds verwezen wordt naar een ‘ik’, wordt die kern over het hoofd gezien. Maar tegelijkertijd kan er ook nooit naar ‘gekeken’ worden.



Geen opmerkingen: