De Dhammapada is een waar juweel van de oude boeddhistische geschriften (de Pali Canon) van het Theravāda-boeddhisme, en waarschijnlijk een van de oudste boeddhistische teksten, daterend uit de derde eeuw voor Christus.
Het is ook de eerste boeddhistische tekst die in een westerse taal werd vertaald en een van de meest gelezen boeddhistische werken in het algemeen.
Daarnaast is het ook een van die teksten waaraan veel van de (nep) boeddhistische citaten zijn ontleend die je tegenwoordig overal tegenkomt.
Het woord Dhammapada is moeilijk te vertalen. Dhamma betekent zoveel als ‘ultieme verschijnselen’, ‘werkelijkheid’ of ‘universele waarheid’ en verwijst specifiek naar de leer van de Boeddha. Pada betekent zoveel als ‘voet’ maar kan in deze context ‘pad’, ‘woorden’ of ‘verzen’ betekenen. Een redelijke vertaling van Dhammapada, vooral gezien de heldere en nuchtere leringen, zou daarom iets eenvoudigs kunnen zijn als ‘verzen van wijsheid of ‘pad van waarheid’.
De Dhammapada bevat 423 verzen in 26 hoofdstukken. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen onderliggende thema. Volgens de grote boeddhistische geleerde en commentator Buddhaghosa, auteur van het Visuddhimagga, kwam elk van de verzen van de Dhammapada in het bewustzijn van de Boeddha op als reactie op een unieke situatie. In de commentaren op de Dhammapada wordt elk van de situaties die tot een vers hebben geleid in detail beschreven.
Hier geven we een selectie van verzen uit elk hoofdstuk om de lezer een algemene indruk van het werk te geven. Voor deze selectie hebben wij ons beperkt tot een symbolische 108 verzen, één voor elke kraal aan een boeddhistische mala. Dit komt neer op 4 verzen per hoofdstuk en 4 extra verzen voor die hoofdstukken waar de keuze het moeilijkst was.
Wij hopen dat dit de juiste balans oplevert tussen beknoptheid en de diepgang van de Dhammapada als geheel.
Uiteindelijk blijft het selectieproces natuurlijk een puur persoonlijke keuze, en we kunnen alleen maar hopen dat de lezer zich geïnspireerd zal voelen om zich in het complete werk te verdiepen.
Voor een complete Engelse vertaling met een geweldige inleiding door Bhikkhu Bodhi kunnen we van harte The Dhammapada: The Buddha’s Path of Wisdom van Acharya Buddharakkhita aanbevelen, voor een Nederlandse verwijzen wij naar het mooie Dhammapada – het Pad van Waarheid van Guy Dubois, waar ook de volgende Nederlandse vertalingen uit voortkomen.
Hoofdstuk 1: Paren
1. Alles wat we ervaren, wordt voorafgegaan door het denken; [Alles wat we ervaren] heeft denken als hun leider. Alles ontstaat uit gedachten. Wie spreekt of handelt met onzuivere gedachten, zal achtervolgd worden door lijden, zoals het karrenwiel de hoef van het lastdier volgt.
2. Alles wat we ervaren, wordt voorafgegaan door het denken; [Alles wat we ervaren] heeft denken als hun leider. Alles ontstaat uit gedachten. Wie spreekt of handelt met zuivere gedachten, zal gevolgd worden door geluk, zoals de schaduw iemand nooit verlaat.
5. Haat wordt in deze wereld nooit door haat gestild: Énkel liefde stilt haat. Dit is de natuurwet.
13. Zoals de regen binnensijpelt in een huis met een slecht gelegd dak, zo sijpelt zintuiglijk verlangen binnen in een niet-ontwikkelde geest.
14. Zoals de regen niet binnensijpelt in een huis met een goed gelegd dak, zo sijpelt zintuiglijk verlangen niet binnen in een goed ontwikkelde geest
Hoofdstuk 2: Oplettendheid
23. Door constant, niet aflatend, energiek, te mediteren, bereiken die wijzen nibbāna, de onovertroffen bevrijding uit alles wat hen gevangen houdt.
24. Wie onvermoeibaar en waakzaam is, wie zuiver en zorgvuldig handelt, wie zichzelf beheerst en overeenkomstig de Dhamma leeft: Van zulke man groeit overal de faam.
25. Door ijver en waakzaamheid, zelfbeheersing en onthouding, wordt de wijze een eiland, dat door geen enkele vloedgolf kan overspoeld worden.
27. Geef niet toe aan onoplettendheid. Identificeer je niet met zintuiglijk genot. Voorwaar: Een waakzame yogi [gevestigd in meditatie] verwerft geluk in overvloed.
Hoofdstuk 3: Het Bewustzijn
33. De onrustige, wispelturige geest valt moeilijk te bewaken en in toom te houden. De Wijze maakt hem recht, zoals een pijlenmaker een pijl recht maakt.
35. Het is goed om de geest te temmen, die moeilijk te bemeesteren valt, snel is, en naar het vervullen van al zijn verlangens neigt. Een getemde geest brengt geluk.
41. Helaas ! Dit lichaam zal spoedig neerliggen op de aarde, weggeworpen, zonder bewustzijn, als een waardeloze boomtak.
42. Wat een vijand aan een vijand kan aandoen, of een hater aan een hater: Een slecht gerichte geest, kan bij iemand meer schade veroorzaken.
43. Wat noch een moeder, noch een vader kunnen realiseren, evenmin als andere verwanten, een goed gerichte geest kan het veel beter (realiseren).
Hoofdstuk 4: Bloemen
46. Wie dit lichaam als een zeepbel ziet, wie dit lichaam als een fata morgana in zich heeft gerealiseerd, wie de met bloemen omkranse pijlpunten van Mara heeft afgesneden, maakt zichzelf onzichtbaar, voor de Heerser over de Dood.
50. Kijk niet naar slechte daden van anderen; naar wat de anderen hebben gedaan of niet gedaan, maar kijk vooral naar wat men zelf gedaan en niet gedaan heeft.
51. Zoals een mooie bloem, die kleurig maar niet geurig is, zijn mooie woorden vruchteloos, indien men er niet naar handelt.
52. Zoals een mooie bloem, die kleurig maar ook geurig is, zijn mooie woorden slechts vruchtbaar, indien men er naar handelt.
Hoofdstuk 5: De Dwaas
63. Een dwaas die zichzelf als een dwaas beschouwt, is hierdoor een wijs man. Een dwaas die zichzelf als een wijze beschouwt, kan hierdoor inderdaad een dwaas genoemd worden.
71. Een slechte daad komt niet meteen tot rijping, zoals melk ook niet meteen stremt. Maar die daad volgt de dwaas en brandt in hem, zoals een vuur smeult onder de asse.
73. (De dwaas) wenst zichzelf: Ontzag dat hij niet verdient; voorrang boven andere monniken; gezag over kloosters; en eerbetoon door families.
75. Het ene pad leidt naar gewin, het andere voert naar nibbāna. Laat een monnik, een leerling van Boeddha, zich hiervan volledig bewust zijn, en zich niet wentelen in eerbetoon. Laat hem [in plaats daarvan], afzondering beoefenen.
Hoofdstuk 6: De Wijze
80. Irrigatiekanalen voeren het water af, pijlenmakers maken pijlen recht, timmerlui verbuigen het hout, de Wijzen temmen zichzelf.
81. Zoals een massieve rots, niet door de wind bewogen wordt; zo ook blijven de Wijzen onberoerd voor kritiek en voor eerbetoon.
82. De Wijzen, die naar de Dhamma luisteren, komen compleet tot rust, net zoals een diep meer, kalm en rustig is.
83. De bedachtzamen streven niet onder alle omstandigheden naar zintuiglijk genot. Zij wauwelen niet [over streven naar zintuiglijk genot]. Wanneer zij getroffen worden door geluk of pijn, zijn zij noch uitbundig, noch neerslachtig.
Hoofdstuk 7: De Arahant of Volledig Bevrijde
91. Zij die waakzaam zijn vertrekken. Zij vinden in een huis geen vreugde. Zoals zwanen een poel achterlaten, verlaten zij huis en haard.
93. Wie de kankers compleet vernietigd heeft; wie niet hunkert naar voedsel; wie de lege en ongeconditioneerde bevrijding ervaren heeft; zijn spoor is moeilijk te volgen. Zoals het spoor van vogels in de lucht.
95. Wie aan niets gebonden is, zoals de aarde; wie stabiel is, zoals Indra’s pilaar; en van goed zedelijk gedrag; hij is als een meer, dat vrij is van modder. Voor zo iemand bestaat er geen samsara meer.
96. Kalm is zijn geest. Kalm ook zijn woorden en daden. Bevrijd is hij door helder begrip en innerlijke vrede.
Hoofdstuk 8: De Duizend
100. Beter dan duizend uiteenzettingen, zonder betekenis, is één betekenisvol woord, waarvan men — na het gehoord te hebben — tot rust komt.
103. Beter dan het overwinnen in de strijd, van duizend keer duizend man, is hij die zichzelf overwint. Hij is werkelijk de grootste overwinnaar van de strijd.
110. Iemand kan honderd jaar leven — immoreel en met een ongeconcentreerde geest. Beter is één enkele levensdag van iemand, die deugdzaam is en mediteert.
112. Iemand kan honderd jaar leven, — lui en met weinig energie. Beter is één enkele levensdag van iemand, die zich vastberaden en energiek inspant.
Hoofdstuk 9: Kwaad
116. Haast je om het goede te doen; wend je geest af van het kwade. De geest van wie slentert om het goede te doen, verheugt zich in het kwade.
121. Onderschat het kwade niet, overwegend: ‘Dit zal mij niet overkomen. Druppel na druppel, wordt een waterkruik gevuld. Op dezelfde manier wordt een dwaas, beetje bij beetje, gevuld met het kwade.
122. Onderschat het goede niet, overwegend: ‘Dit zal mij niet overkomen.’ Druppel na druppel, wordt een waterkruik gevuld. Op dezelfde manier wordt een Wijze, beetje bij beetje, gevuld met het goede.
127. Niet in de lucht; niet in het midden van de oceaan; niet in een berggrot: Op de hele wereld is er geen plaats te vinden, waar iemand vrij is van slechte daden
Hoofdstuk 10: Geweld
130. Allen beven voor straf. Allen houden van het leven. Doe anderen niet aan wat je zelf niet wil: Doodt niet, en zet anderen daartoe niet aan.
131. Wie zelf geluk zoekt, en andere levende wezens pijn doet, die — net als hij — naar geluk verlangen, wordt later niet gelukkig.
134. Wanneer je — zoals een gebroken gong — niet meer tot resonantie wordt gebracht, dan heb je nibbāna bereikt: Woede bestaat niet meer voor jou.
144. Wees ijverig en angstig, zoals een goed paard, dat de zweep voelt. Door vertrouwen, deugdzaamheid, en inzet; door concentratie, objectief onderzoek van de Dhamma, door wijsheid en gedrag, door aandacht, zal je dit aanzienlijke lijden achter je laten.
Hoofdstuk 11: Ouderdom
146. Vanwaar dat lachen? Vanwaar die blijdschap? Wanneer [jullie weten dat] alles eeuwigdurend in brand staat? Omhuld door duisternis [van onwetendheid], verzuimen jullie om het licht [van wijsheid] te zoeken.
147. Bekijk deze door de geest gecreëerde illusie: Een lichaam, samengesteld uit een hoop zweren, een zieke [onwerkelijkheid], al heeft men er grote plannen mee. Waar niets van blijvende aard of van standvastigheid te vinden is.
153. Vele geboorten heb ik samsara doorlopen, op zoek naar de bouwer van dit huis, maar vergeefs heb ik gezocht. Pijnlijk is het om steeds weer geboren te worden.
154. Maar nu heb ik je gezien, Huizenbouwer! Je zal niet nogmaals dit huis voor me bouwen: Al je spanten zijn gebroken, en je nokbalk is versplinterd. Mijn geest heeft het Ongeconditioneerde bereikt, begeerte is tot stilstand gekomen.
Hoofdstuk 12: Het Zelf
159. Iemand zou zélf moeten handelen zoals hij anderen instrueert te doen: Slechts wie getemd is kan anderen temmen. Jezelf beheersen is werkelijk heel moeilijk.
160. Iedereen is inderdaad zijn eigen beschermer. Welke andere beschermer zou er immers zijn? Wie zichzelf inderdaad goed beheerst, verwerft [op deze manier] de beschermer die zo moeilijk te vinden is.
163. Het is gemakkelijk om dingen te doen die verkeerd zijn en slecht voor jezelf. Wat voordeel brengt en goed is, dat is heel wat moeilijker [om te doen].
165. Het kwade doet men zichzelf aan: Alleen door zichzelf raakt men bezoedeld. Het kwade wordt door zichzelf ongedaan gemaakt: Door zichzelf wordt men gezuiverd.
Hoofdstuk 13: De Wereld
168. Ontwaak! Wees niet nalatig! Wees een overtuigd volgeling van de Dhamma. Wie de Dhamma beoefent is gelukkig, in deze wereld en in de andere [wereld].
170. Beschouw de wereld als een luchtbel. Beschouw haar als een luchtspiegeling. Wie de wereld op deze wijze beschouwt, wordt door de koning van de dood niet gezien.
174. Blind is deze wereld: Slechts weinigen hier zien de dingen zoals ze werkelijk zijn. Zoals slechts weinig vogels ontsnappen uit een net, zo ook gaan slechts enkele mensen naar de hemel.
176. De persoon die tegen de Dhamma gezondigd heeft, [een persoon] Die leugens vertelt; en de Andere Wereld verworpen heeft; is tot alle kwaad in staat.
178. Beter dan alleenheerschappij over de aarde; beter dan naar de hemel te gaan; beter dan heerschappij over het hele universum: De vrucht van stroombetreding is het beste.
Hoofdstuk 14: De Boeddha
180. In wie geen begeerte, geen verlangen en geen hechting aanwezig zijn, die hem naar een pad zouden kunnen lokken [dat tot wedergeboorte aanleiding geeft]. Wiens oneindige wijsheid zijn Verlichting volkomen maakt, en geen spoor nalaat. Welk spoor zou je hem dan willen laten volgen?
183. Vermijd het kwade. Doe het goede. Zuiver de geest. Dit is de Leer van de Boeddha’s.
185. Niet beschuldigend; niet kwetsend; zich beheersend overeenkomstig de patimokkha; gematigd ten aanzien van voedsel; in afzondering verblijvend; toegewijd mediterend: Dat is de Leer van de Boeddha’s
195-196. Wie eer bewijst aan wie het waard is: Aan de Boeddha’s of aan hun discipelen. Aan hen die de hindernissen overwonnen hebben. En voorbij verdriet en gejammer zijn gegaan. Het is onmogelijk de verdiensten in te schatten, van hen die eer bewijzen aan diegenen die het verdienen. [Aan de Boeddha’s of aan hun discipelen] — Aan hen die bevrijd zijn, en niets vrezen
Hoofdstuk 15: Gelukkig Zijn
201. Iemand overwinnen voert tot vijandigheid: Wie verslagen wordt ondergaat pijn. Een vredig persoon leeft gelukkig: Hij heeft overwinning en nederlaag achter zich gelaten.
202. Er is geen vuur vergelijkbaar met begeerte, er is geen kwaad gelijk aan haat. Er is geen lijden gelijk aan de khandhas. Er is geen geluk hoger dan innerlijke vrede [van nibbāna].
204. Gezondheid is de grootste rijkdom. Tevredenheid het grootste geschenk. Vertrouwen is de beste vriend, nibbāna is het grootste geluk.
205. Wie de smaak van kalmte en van afzondering geproefd heeft, bevrijdt zich van angst en kwaad: Hij drinkt de vreugde van de Dhamma.
Hoofdstuk 16: Affectie
216. Lijden wordt uit verlangen geboren; uit verlangen komt [ook] angst voort. Wie zich bevrijd heeft van verlangen kent geen lijden — en waar vandaan zou de angst [kunnen] komen?
217. Wie deugdzaam is en [spiritueel] inzicht bezit, wie verankerd is in de Dhamma, wie de waarheid spreekt, en zijn plichten vervult is geliefd onder de mensen.
219. Wanneer een man lang van huis geweest is en uiteindelijk weer veilig thuiskomt, wordt hij van harte verwelkomd. Door verwanten, kennissen en vrienden.
220. Op een identieke manier zal een deugdzaam man, bij zijn overgang van deze wereld naar de volgende, voor zijn verdienstelijke daden verwelkomd worden, zoals [dit gebeurt] bij de thuiskomst van een geliefd familielid.
Hoofdstuk 17: Boosheid
221. Geef boosheid op! Zweer eigendunk af! Overstijg alle ketens! Wie niet aan lichaam en geest gehecht is, wie niets bezit, wordt niet door lijden gekweld.
228. Noch in het verleden, noch in de toekomst, noch in het heden, bestaat er iemand die volledig bekritiseerd of volledig geprezen wordt.
229. De Wijzen loven hem, wanneer zij herkennen — na hem dag in dag uit volledig beoordeeld te hebben — dat hij een foutloos gedrag vertoont en intelligent is, en begiftigd met wijsheid en deugdzaamheid.
234. De Wijzen beheersen het lichaam compleet. Zij beheersen hun spreken compleet. En zij beheersen hun geest compleet. De Wijzen beheersen zichzelf werkelijk compleet.
Hoofdstuk 18: Onzuiverheid
238. Maak van jezelf een eiland. Streef ernaar zonder uitstel. Wees een wijs man. Zonder onzuiverheid, zonder smet, zul je geboorte en ouderdom niet opnieuw ondergaan.
239. De wijze werkt stapsgewijs: Beetje bij beetje en van moment tot moment. Zoals een smid het zilver zuivert, zo werkt de Wijze zijn onzuiverheden weg.
251. Er is geen vuur zo hevig als hartstocht. Er is niets dat zo beroert als haat. Er is geen vangnet als onwetendheid. Er is geen rivier zoals verlangen.
252. Het is gemakkelijk de fouten van anderen te zien. Moeilijker is het echter om de fouten van jezelf te zien. De fouten van anderen zift men zoals men het kaf van het koren scheidt. De eigen fouten verbergt men zoals een valsspeler een ongelukkige worp verbergt.
Hoofdstuk 19: De Rechtvaardige
259. Het is niet omdat men veel spreekt dat men de Dhamma begrijpt. Maar hij die — alhoewel hij er slechts weinig over heeft gehoord — de Leer persoonlijk beoefent, en [de Leer] niet verwaarloost, ziet en kent de Dhamma werkelijk.
261. Wie in waarheid leeft en zich gedraagt volgens de Dhamma, wie geweldloos is, beheerst en getemd; wie bezoedeling heeft uitgebraakt en wijs is, wordt een ‘Thera’ genoemd!
264. Iemand die zijn hoofd kaalgeschoren heeft, maar de discipline niet volgt en leugens vertelt is geen asceet. Hoe kan iemand, die verlangend en begerig is, een asceet zijn?
271-272. Niet door deugdzaam gedrag en rituelen. Niet door grote geleerdheid. Niet door diepe meditaties. Niet door afgezonderd te leven. Noch door te denken: ‘Ik ervaar het geluk van de verzaking [van de wereld], wat voor de gewone sterveling onbereikbaar is’. O, Monnik, Wentel je niet in tevredenheid zolang je mentale bezoedelingen niet [totaal] vernietigd zijn.
Hoofdstuk 20: Het Pad
276. Jij moet zélf de inspanning doen. De Boeddha’s wijzen slechts de weg. Wanneer je het pad volgt en hierover mediteert zal je bevrijd worden van de ketens van Mara.
277. ‘Alle geconditioneerde dingen zijn vergankelijk!’ Wie dit met wijsheid zíet, beëindigt het lijden. Dit is het pad van zuivering.
278. ‘Alle geconditioneerde dingen zijn onbevredigend!’ Wie dit met wijsheid zíet, beëindigt het lijden. Dit is het pad van zuivering.
279. ‘Alle geconditioneerde dingen zijn niet-zelf!’ Wie dit met wijsheid zíet, beëindigt het lijden. Dit is het pad van zuivering.
282. Uit concentratie wordt wijsheid geboren. Zonder concentratie gaat wijsheid verloren. Wie deze twee wegen onderkent — van zijn en niet-zijn — moet zich op zo’n manier gedragen dat zijn wijsheid groeit.
Hoofdstuk 21: Diversen
290. Wanneer hij door een klein geluk op te geven, een groot geluk kan verkrijgen, moet de Wijze het kleine geluk opgeven om het grote te verwerven.
296. Geheel ontwaakt, zijn de discipelen van Gotama altijd waakzaam. Dag en nacht is hun aandacht, constant op de Boeddha gericht.
301. Geheel ontwaakt, zijn de discipelen van Gotama altijd waakzaam. Dag en nacht verheugt hun geest, zich in meditatie.
304. Zoals de bergen van de Himalaya, zijn vredige mensen van ver zichtbaar. De boosaardigen worden hier niet gezien; ze zijn als pijlen die ’s nachts werden afgeschoten.
Hoofstuk 22: De Hel
307. Velen die de gele monnikspij dragen zijn van slechte aard en beheersen zich niet. Op grond van hun verkeerde daden komen deze ellendelingen in de hel terecht.
309. Een onachtzaam man, die achter andermans vrouw jaagt, beleeft volgende vier situaties: Afkeuring, onrust, blaam en de hel.
311. Zoals kusa–gras in de eigen hand snijdt wanneer het verkeerd wordt vastgegrepen, zo sleurt het monniksleven je naar de hel wanneer het verkeerd geleefd wordt.
315. Zoals een grensstad bewaakt wordt — zowel aan de binnenkant [intra muros] Als aan de buitenkant [extra muros] — zo moet je jezelf beschermen. Laat geen moment voorbijgaan, want zij die dit moment [van mogelijkheid tot spirituele groei] mislopen zullen hun bestemming voor de hel [wedergeboorte] betreuren.
Hoofdstuk 23: De Olifant
325. Wie zonder energie is en als een veelvraat, vadsig in slaap rolt, als een vetgemest varken: Zulke luiaard wordt keer op keer als een onwetende herboren.
327. Wees waakzaam. Bescherm je eigen geest. Trek jezelf los uit het moeras, zoals een olifant doet wanneer hij vastzit in modder.
328. Als je een verstandige metgezel kunt vinden, een medereiziger die deugdzaam is en wijs, die alle gevaren overwonnen heeft, blijf dan bij hem, gelukkig en aandachtig.
331. Geluk is: vrienden wanneer je hulp nodig hebt. Geluk is: tevreden zijn met wat je hebt. Geluk is: verdienste aan het einde van je leven. Geluk is: het volkomen laten varen van het lijden.
Hoofdstuk 24: Verlangen
334. Het verlangen van iemand die een nalatig leven leidt, groeit als een wurgplant. Hij springt van bestaan naar bestaan, zoals een aap in het bos, die naar fruit verlangt, [van tak naar tak springt].
335. Wie dit ellendig begeren en verlangen in de[ze] wereld moet doorstaan, ziet zijn verdriet groeien, zoals gras in het regenseizoen.
336. Wie dit ellendig en moeilijk te verslaan verlangen in de[ze] wereld doorstaat, ziet zijn verdriet wegvallen, zoals waterdruppels afglijden van een lotusbloem.
338. Zoals een omgehakte boom opnieuw tot groei komt, wanneer de wortels sterk en onbeschadigd zijn, zo ook zal het sluimerend verlangen, wanneer het niet vernietigd is, keer op keer dezelfde ellende doen ontstaan.
348. Laat het verleden los. Laat de toekomst los. Laat het heden los. Wanneer je oversteekt naar de andere oever — met een volkomen bevrijde geest — zul je nooit meer tot geboorte en ouderdom komen.
Hoofdstuk 25: De Monnik
362. Wie zijn handen volledig beheerst. Wie zijn voeten volledig beheerst. Wie zijn spraak volledig beheerst — wie volledig beheerst is. Wie innerlijke vreugde kent, standvastig, alleen, en tevreden is: Zo iemand noemt men een monnik.
369. Loos deze boot, Monnik! Eenmaal geleegd, zal hij sneller varen voor jou. Met passie en haat vernietigd, zul je nibbāna bereiken.
372. Er is geen concentratie [jhāna] voor wie geen inzicht [paññā] heeft. Er is geen inzicht [paññā] zonder concentratie [jhāna]. Wie zowel concentratie als inzicht bezit, komt werkelijk in de nabijheid van nibbana.
373. Een monnik, kalm van geest, met een juist inzicht in de Dhamma, die naar een eenzame plaats is gegaan, ervaart bovenmenselijke vreugde.
Hoofdstuk 26: De Heilige
384. Wanneer een brahmaan door concentratie en inzicht de andere oever bereikt, dan breekt die wijze man al zijn ketens.
385. Wie zonder angst is en ongehecht [aan deze wereld]; voor wie noch deze oever, noch de andere oever bestaat; voor wie beide oevers niet bestaan; zo iemand noem ik een brahmaan.
391. Wie geen slechte daden begaat, met het lichaam, met woorden, en met gedachten. Wie zich volkomen beheerst in deze drie domeinen, hem noem ik een Brahmaan.
401. Als water op een lotusblad, als een mosterdzaadje op de punt van een pijl, wie zich niet bevuilt aan zintuiglijk genot: Dát noem ik een Brahmaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten