Populaire berichten

dinsdag 1 oktober 2013

De oorspronkelijke (on)kwetsbaarheid


Uit een Advaitagesprek met Douwe Tiemersma, Hoorneboeg 7 oktober 2007

De oorspronkelijke (on)kwetsbaarheid

We zullen eens verder kijken naar kwetsbaarheid en onkwetsbaarheid. Laat ik aansluiten bij wat we vanmorgen deden met de yoga, waarbij de lichamelijke energieën en de gevoelsmatige energieën de ruimte in kunnen gaan, zich kunnen uitbreiden, kunnen oplossen. Het gaat dus om iets heel concreets. Het is niet zomaar iets van psychische aard of zo. Het gaat werkelijk om een bepaalde substantie die vatbaar is voor kwetsuren. We kunnen die substantie energetisch noemen. Op dat niveau speelt het. Je kunt het heel duidelijk ervaren als een zekere substantie. Energieën zijn aan de ene kant heel erg vloeibaar en ijl, maar je hebt ook zwaardere energieën die een bepaalde vorm aannemen waarbij die vorm niet zo makkelijk verandert. Dan zeggen we: dat zijn vastzittende energieën, vastzittende gevoelsmatige, emotionele energieën. Wanneer je wat naar de geestelijke kant, de bewustzijnskant gaat, zie je dat die energieën steeds ijler zijn. Wanneer je afdaalt, meer in het lichaam, dan zie je daar dat die energieën veel zwaarder, grover zijn. Hoe dieper ze zitten des te moeilijker komen ze in het bewustzijn. Dus dat betekent dat ze des te meer de neiging hebben om zich in de tijd voort te zetten. Wanneer dan in een hele vroege levensfase die energieën helemaal vastgezet zijn door de omstandigheden, de ervaringen van het jonge kind, dan zie je dus dat in de loop van het leven er allerlei lagen overheen gelegd worden. Daardoor is er dan geen bewustzijn meer van wat daaronder zit. Dat zijn nu juist de meest essentiële energetische structuren die het gewone leven bepalen. Dan zeggen we: hij of zij heeft dit of dat karakter. Maar dat zijn die zich doorzettende patronen. Patronen van reageren, denken, voelen. Dit kunnen heel basale patronen zijn waarin een heel duidelijke kwetsbaarheid aanwezig was waardoor zich een bepaald reactiepatroon heeft ontwikkeld. Er is bijvoorbeeld een spanning die naar binnen gericht is, een wegduiken in jezelf, afsluiten, het bouwen van een muur. Wanneer dat zo’n basispatroon is dat het gewone leven bepaalt, dan zeg je: ‘dat is toch wel een teruggetrokken iemand, die maakt moeilijk contact, die stelt zich niet zo gemakkelijk open.’ Waarom niet? Omdat die oude gevoeligheid daar nog zit. Plus dan nog die secundaire reactie van: wanneer iets maar in die richting gaat, direct afschermen. Wanneer er toch eenzelfde soort aanval komt als vroeger dan is die reactie ook vaak buitenproportioneel, omdat die gevoeligheid daar zo ontzettend groot is.

Elk klein kind moet, wanneer het opgroeit met een bepaalde ik- kern, met de dingen van het leven kunnen omgaan. En elk kind heeft daar zijn eigen ‘strategie’ voor. Strategie tussen aanhalingstekens, want het is natuurlijk geen bewuste strategie. Je kunt zeggen dat met een jaar of vier de belangrijke basispatronen van reageren, van het omgaan met andere mensen, met de wereld, al vastgelegd zijn. En dan zie je ook de grote verschillen. Wanneer er een aanval komt op een kind: ‘hé, dat heb jij gedaan! Dat is helemaal verkeerd!’ Wat is de reactie? Je ziet dat het uiteen loopt. Sommigen zeggen: ’ ja hoor, volgende keer beter.’ Anderen: ‘oh, wat erg, moet je kijken die ogen van de ouders’ Gevolg: verkramping, afsluiting, spontaniteit verdwijnt. Door de kwetsbare situatie van het kind wordt de patroonvorming meteen ingeprent. En dat wordt heel gemakkelijk meegenomen door het hele leven. Als er dan weer eens zo’n aanval komt van: ‘jij doet het helemaal verkeerd’, meteen gaat het hele complex weer werken en dan is het weer helemaal mis.

De kinderlijke situatie is totaal, kinderen ervaren totaal. Volwassenen hebben allerlei verdedigingsmechanismen. Dat zijn verdedigingen om zich toch weer veilig te stellen. Ze hebben bijvoorbeeld allerlei ‘ideeën’. Maar bij kinderen is het totaal.
Als zo’n reactiepatroon dan later weer los komt, is het dan ook zo groot, zo totaal, dat het je overweldigt. Dus dat heeft allemaal te maken met die oorspronkelijke grote kwetsbaarheid wanneer er al een zekere ik-vorming is bij kinderen. Alles staat dan nog totaal open, het is dus ontzettend kwetsbaar.

In een iets eerdere fase is er nog geen ik- structuur, dus dan maakt het niks uit. Want wat gebeurt er dan? Wat gebeurt er voordat je als klein kind van, zeg maar, 2, 3, 4 jaar zo’n ik hebt ontwikkeld? Toen was er geen ik! Als dan door de ouders gezegd werd: ’jij doet het helemaal verkeerd’, wat gebeurt er dan bij zo’n kind? In die fase gebeurt er nog helemaal niets.

Geen opmerkingen: