Populaire berichten

zaterdag 26 september 2020

De zogenaamde persoonlijkheid (Wolter Keers))




(Dit artikel is overgenomen uit de Facebook groep Wolter Keers (Advaita Nederland). 

HOE DEZE ARTIKELEN TE LEZEN


Omdat we nooit twee standpunten tegelijk in kunnen nemen, moeten we terwille van een bepaald standpunt alle andere opgeven. Elk standpunt, elke gedachte, elk gevoel, elke zintuigelijke waarneming, gaat als het ware ten koste van de rest van de wereld. Wie daarom zoekt naar zelf-realisatie - de diepe en blijvende herkenning van onze wezenlijke eenheid met alle wezens en met de hele schepping - moet op een gegeven ogenblik alle andere standpunten opgeven, loslaten. Daarom is wat men in oude tradities een ‘verlichte’ noemt, ‘iemand’ die geen standpunt heeft. Zelfs niet het denken of voelen. Want onze gebruikelijke vereenzelviging met lichaam, zintuigen, denken en voelen is eigenlijk ook niets anders dan het innemen van een aantal standpunten. Wanneer we ons-zelf aanzien voor een denker, dan nemen we dát (en op dat ogenblik geen ander) standpunt in. En als we zeggen: "Hè, hè, daar zit ik dan eigenlijk", maken we van een moe lichaam ons standpunt.


Elk standpunt vindt zijn eigen wereld die zijn echtheid schijnt te bewijzen. De denker vindt een gedachtenwereld; de huid een wereld van hard en zacht, warm en koud; het gevoel een emotionele wereld; het stand-punt dat we ‘waken'’noemen vindt een wereld ‘van overdag’, een wakende wereld; en het 'ik' in de droom vindt een droomwereld. Elk van die standpunten ziet de overeenkomstige wereld als een bewijs voor zijn echtheid: in de droom is de dromer precies even overtuigd van zijn echtheid als de ‘ik’ overdag in de wakende toestand. Als hij door een leeuw achterna wordt gezeten zegt hij niet tegen zichzelf dat het maar een droomleeuw is, maar hij rent zo snel als zijn droom-benen hem dragen kunnen naar een droom-huis om zich daar te verschansen. Zo wisselen honderden standpunten elkaar af. De meeste van die stand-punten nemen we maar twee of drie tellen in - sommige wat langer. Maar doordat we, zonder dat iemand ons dat hoeft te vertellen, weten dat wijzelf, ik, duurzaam ben, en er ook twintig of veertig jaar geleden al was, projecteren we die duurzaamheid op dergelijke standpunten. Wie bijvoorbeeld zegt: “Ik ben liberaal” of “confessioneel” of “socialist” of “communist”, ziet daarbij niet dat dit maar een standpunt is dat hij of zij inneemt wanneer het gesprek gaat over politiek; maar hij meent dat hij al zoveel jaren lang liberaal of socialist enzovoort is.


Wie in bepaalde omstandigheden bang is (beter : een angst voelt) maakt daar een duurzaam gebeuren van, en als hij zegt : “Ik ben bang van spinnen” doet hij alsof die angst doorlopend aanwezig is, ook al valt er in de verre omtrek geen spin te bekennen. Maar terwijl hij soep zit te eten is hij niet bang van spinnen: op dat ogenblik is hij een soep-eter. Door het verbazingwekkende verschijnsel dat wij onszelf opnieuw en opnieuw met telkens andere standpunten verweven, en ook inderdaad op zo'n ogenblik geloven dat wij zo'n standpunt zijn (ik ben iemand die van soep houdt, ik ben al twintig jaar bang van spinnen, enzovoort) is het onwezenlijke bijgeloof ontstaan dat er een soort psychische gehaktbal is ontstaan, die stukjes spinnenangst en stukjes soepliefde en stukjes politieke opinie en nog honderden andere brokjes en kruimels bevat; dat die standpunten en standpuntjes allemaal net zo duurzaam zijn als wijzelf, min of meer; en dat het totaal van die gehaktbal iets heel wezenlijks is, dat we Mijn Persoonlijkheid noemen.


Dat die zogenaamde persoonlijkheid van ogenblik tot ogenblik verandert (een foto van ik-als-bang-voor-spinnen ziet er volmaakt anders uit dan een foto van ik-als-midvoor-van-het-voetbalelftal) zien we over het hoofd; dat zo'n image maar enkele tellen leeft, en dat de volgende keer dat er sprake is van ‘mijn persoonlijkheid’ een volslagen ander image opduikt, ontgaat ons volkomen. Elke keer denken we dat wij al jarenlang het plaatje zijn dat zoëven twee tellen door ons hoofd flitste. Een wonderlijke, optische illusie. Geen van deze standpunten is blijvend. Standpunten uit de wakende toestand (die wij de echte vinden als we wakker zijn) verdwijnen in de droom, waar droomstandpunten te voorschijn komen (die wij de echte vinden zolang de droom duurt). En in de diepe, droomloze slaap zijn alle standpunten verdwenen. Zelfs het droomlichaam en het lichaam van de wakende toestand zijn daar verdwenen. Plus de hele waak-wereld en de hele droom-wereld.


Als het nu waar is wat tal van oude tradities zeggen, dat we, in de woorden van de bijbel, één met God kunnen worden, dat wil zeggen één met het eeuwige, tijdloze, onveranderlijke, dan moet dit noodzakelijkerwijze het loslaten inhouden van de overtuiging en van het gevoel dat wij de talloze tijdelijke dingen en dingetjes zijn die we met een verzamelnaam onze ‘persoonlijkheid’ noemen. Dit is tegelijk iets heel gemakkelijks en' iets heel moeilijks. Het is heel gemakkelijk, omdat het bijzonder simpel is om het feit te herkennen dat we niet allerlei voorbijflitsende, waargenomen gevoelens en denkbeelden en zintuigelijke waarnemingen zijn, maar dat bewuste, steeds tegenwoordige ‘iets’ waarin ze verschijnen, en dat overblijft, nog lang nadat ze weer verdwenen zijn. Want alleen dat wat ons nooit verlaat en wat nooit van ons gescheiden kan worden heeft recht op de naam ‘ik’. Dat kan nooit op mijn kleren slaan, ook al beweer ik dat ik er vandaag mooi uitzie, doelend op mijn nieuwe pak of jurk. Dat kan ook niet op die talloze andere standpunten slaan, die net zo snel weer verdwijnen als ze zijn gekomen. Het kan alleen slaan op dat, wat er al in de wieg was, en op de dag dat ik voor het eerst naar school ging, en op de dag dat ik vijftien jaar oud werd, en op vanochtend en vanmiddag en nu op dit ogenblik.


Maar het lijkt soms heel moeilijk, omdat we die optische illusie die die persoonlijkheid is, te vuur en te zwaard verdedigen. Als we iemand ontmoeten die het niet eens is met de voorstelling die wij voor onszelf aanzien, en als zijn voorstelling van ons minder vleiend is dan de onze, hebben we een bedreiging ontmoet, een potentiële vijand. En de geschiedenis leert ons dat we bereid zijn, anderen uit te roeien omdat ze niet geloven in sommige van onze standpunten, bijvoorbeeld de godsdienstige. Daarom vereist het grote moed om in te zien dat elk standpunt onwaar is, omdat het voortvloeit uit de onjuiste veronderstelling dat ik een bepaald image ben, en uit de onjuiste veronderstelling dat de wereld die uit mijn standpunt voortkomt niets anders is dan één gigantische projektie, een verlengstuk van dit voorbijflitsende image.


Pas wanneer ik tot in de diepte van mijn wezen de ontdekking heb gedaan dat ik geen plaatje ben in mijn eigen hoofd, en nog veel minder in iemand anders’ ‘hoofd’, en dat dit opgaat voor alle dingen, pas dan houd ik geleidelijk aan op, dit plaatje en deze standpunten fanatiek te verdedigen. Maar onze oude aangeleerde standpunten kunnen erg hardnekkig zijn, en er kan een angst in ons opkomen, zelfs de angst dat we gek worden of dood zullen gaan, als we onze oude standpunten loslaten. En daarom verzinnen we talloze excuses om maar niet scherp te kijken naar wat we zijn en niet zijn. Wie voor de uiteindelijke vrijheid niet alles overheeft, vindt haar niet. Want we kunnen niet aan de ene kant nog een handjevol standpunten vast willen houden, en tegelijk de eenheid vinden of hervinden met wat onveranderlijk en eeuwig is. Het tijdelijke en het eeuwige hebben niets gemeen. Het tijdelijke domein van de standpunten bestaat uit begrippen en gevoelens en voorbijflitsende waarnemingen. Het tijdloze daarentegen kan nooit een begrip zijn of worden, of wat voor tijdelijke dan ook. Het tijdloze, het eeuwige, is die éne ervaring die de duizenden en miljoenen kleine ervarinkjes van ons-leven-tot-nu-toe- gemeen hebben.


Zolang we ons dus verweven met de kleine, tijdelijke standpuntjes, zoals dat in ons hoofd geprojekteerde denkertje, ontgaat ons die éne, altijd tegenwoordige Ervaring. En zolang we áls denkertje proberen dit Onbeperkte te begrijpen, te vangen, zit de mislukking al hij voorbaat in de poging verpakt. Het loslaten van alle standpunten is iets dat moed en liefde vraagt. Op het moment waarop we met ons hele wezen van iemand houden, laten we onszelf los. Ons hele doen en laten en denken en voelen is niet gericht op dit afwerende en vraatzuchtige ikje dat we links en rechts het lichaam en denken en voelen in projecteren, maar alles wat dit ikje betreft wordt vergeten, en de hele, stralende aandacht is gericht op de geliefde. We voelen maar één drang: om ons te geven. Zo groeit ook het verlangen naar waarheid en vrijheid in ons.


Wie voor het onderwerp vrijheid een welwillende belangstelling heeft, en er best met Kerstmis tien gulden voor over heeft, of zelfs twintig voor een goed boek, kan dat boek net zo goed ongelezen laten. Maar wie deze onmetelijke vrijheid intuitief herkent, en dan alles over heeft om haar te bereiken, die vindt haar. Daarom mag niet verwacht worden, dat u in dit tijdschrift allerlei gezellige, boeiende verhalen geboden worden, waarvan u ‘met belangstelling kennis kunt nemen’. Zelfs onze vroomheid is niets meer dan een standpunt. Zoals elke gedachte, zolang ze duurt, ten koste van alle andere gedachten kan verschijnen - eigenlijk ten koste van de rest van de schepping - zo gaat dat ook met tijdelijke vrijheid, met de bliksemende herkenning van een ogenblik. Maar de blijvende vrijheid die we in het diepste van ons hart zoeken gaat blijvend ten koste van alle tijdelijke dingen - en met name van het telkens weer tijdelijk opduikende bijgeloof dat we het ene standpunt na het andere zijn. Dit tijdschrift heeft enkel als doel, u materiaal te verschaffen waarmee u steeds weer tot het inzicht kunt komen dat u geen voorbij flitsende standpunten en weefsels bent.


Wie de hier geboden argumenten te moeilijk vindt, mag niet op onze neerbuigende vriendelijkheid rekenen, en moet niet verwachten dat de verschillende auteurs als vriendelijke vaders zullen optreden, zeggend: “Och, kleine, hier heb je dan wat gemakkelijkers”. Wie zich niet langer wil laten ringeloren door zijn angsten en afweer, zoals die voortkomen uit de verschillende standpunten, moet net zo lang met de argumenten worstelen, totdat er helderheid volgt: een plotseling, soms als de bliksem inslaand begrijpen. Yoga is niet iets dat men als medicijn kan voorschrijven. Yoga is een antwoord dat op talloze manieren wordt gegeven aan iemand die met zijn hele wezen zoekt naar vrijheid. Daarbij begrijpt de een dít antwoord gemakkelijker, de ander dát. Daarom komen zoveel mogelijk benaderingen aan bod, uit allerlei scholen en tradities. Maar er is nog nooit een school of traditie geweest die vrijheid aan kon bieden op een blaadje. Men moet er voor over hebben dat men de onvrijheid loslaat, en dat wil zeggen alle standpunten. Ook standpunten als luiheid en halfslachtigheid.


Praktisch gesproken lijkt het de meesten van ons, alsof we de argumenten eerst intellectueel begrijpen, en alsof dat begrijpen dan heel geleidelijk aan ons hele wezen begint te doorstromen. Op den duur lezen we, zonder (als denker) te willen begrijpen: tijdens het lezen zijn we tegelijk aktief en passief. We proberen niet langer, de argumenten vast te houden, maar we staan die toe om diep in ons door te dringen, zonder er begrippen van te maken. Sommige schrijvers die in dit blad aan bod komen, staan bekend als verschrikkelijk moeilijk, andere als betrekkelijk gemakkelijk. In de loop der jaren blijkt dat een heel persoonlijke zaak te zijn. De moeilijke schrijvers worden soms het gemakkelijkst begrepen door mensen die alleen een lagere school opleiding hebben, en de gemakkelijke spreken soms de beroepsfilosofen het meeste aan. Er valt weinig over te voorspellen. In elk geval doen degenen die aan dit blad meewerken hun best om, ieder op zijn of haar manier, zo duidelijk mogelijk te zijn. Maar de stap van het werken met begrippen tot Geleefde Ervaring achter die begrippen moeten wij allen zelf mogelijk maken.


Zodra de bereidheid tot loslaten van oude standpunten volledig is, licht het Begrijpen in ons op. In de typografie - die voorlopig om financiële redenen nog heel eenvoudig zal zijn - is daarmee ook rekening gehouden. Zo ziet men telkens het woord ‘ik’ verschijnen, soms met een kleine i, soms met een hoofdletter. Die hoofdletters staan er niet uit verering, maar om duidelijk te maken over welk ‘ik’ het gaat. In die geest moeten ook andere vergelijkbare aanduidingen worden gezien. Bij de Sanskrit woorden die onvermijdelijk hier en daar in teksten voorkomen, drukken we de accenten af waar de klemtoon ligt. Half yoga-ënd Nederland spreekt van asána's. Het moet zijn: ásana's, met de klemtoon op de eerste lettergreep. Een kleinigheid - maar voor degenen die op een gegeven moment met Indiërs in contact komen helpt het om zichzelf gemakkelijker verstaanbaar te maken.


Een onontkoombaar probleem ligt in het feit dat onze taal niet overal woorden voor heeft. Zelfs voor de in Engelse teksten veel voorkomende en voor ons heel belangrijke woorden ‘doer’ en ‘enjoyer’ hebben we in ons anders toch nogal rijke Nederlands geen woorden. Een ‘doer’ is iets waar we onszelf voor aanzien, de ‘ik’ die na afloop van een handeling of van een gedachte beweert dat hij die handeling heeft verricht of die gedachte heeft gedacht. Die ‘doer’ is heel iets anders dan de ‘man van de daad’ die het woordenboek ons aanbiedt. In zo'n geval maken we dan soms maar een woord : een doenert of een doender, al naar gelang onze taalmuts die dag staat. Ten slotte wenst de redaktie u namens alle schrijvers toe, dat u van het gelezene niets zult onthouden. Want als u probeert, de argumenten te onthouden maakt u van het gelezene geheugenplaatjes, begrippen. Terwijl het de bedoeling is, dat we overstappen van onze begrippen, kasten vol, op die éne, geleefde werkelijkheid die wij allen wezenlijk zijn.


Alle begrippen horen bij het aangeleerde, bij het verleden. Wie als persoonlijkheid leeft, leeft als een beeld uit het verleden. En wie van Dit Eeuwig Tijdloos Tegenwoordige een begrip maakt, mist het doel voor honderd procent. Hij schept dan zelfs het gevaar van zichzelf te gaan beschouwen, niet langer als een persoonlijkheid die op dit gebied een domoor was, maar nu als een persoon die al heel wat begrijpt. En dan is het ene plaatje door het andere vervangen - maar de vrijheid is nog even ver verwijderd. Wie vrij is, beleeft zichzelf nooit als plaatje, als persoonlijkheid, maar als die éne, onmetelijke vrijheid waarin alle wezens verschijnen, en waaruit ze in feite uiteindelijk bestaan. Wie met zijn hele wezen van een ander houdt, herkent het diepste in zichzelf in die ander, en het diepste van die ander in zichzelf. Dan is er volkomen eenheid. Dat is waar, op tal van manieren, deze Yoga van de Volkomen Eenheid Yoga Advaita - ons mee heen wil nemen, via de diepe herkenning van wat we zijn en niet zijn.

Wolter Keers

3 opmerkingen:

thomas zei

mooie tekst, maar ik denk dat ie van Wolter is, niet van Jan.

Victor zei

Ik zal het hem vragen. Wel uit zijn eigen collectie.

Victor zei

Het is van Wolter Keers. Ik zet het er onder.