Populaire berichten

zondag 17 mei 2020

Ludwig Wittgenstein

Geboren
26 april 1889 Wenen, Oostenrijk

Overleden

29 april 1951 Cambridge, Groot-Brittannië

Hoofdwerken

Tractatus logico-philosophicus (1921); Philosophische Untersuchungen (1953)

Opleiding

Technische Hogeschool in Berlijn, filosofie in Cambridge
'De grenzen van mijn taal betekenen de grenzen van mijn wereld'
'Filosofie is een soort van verregaande grammaticale verwarring.'
Ondanks dat Ludwig Wittgenstein bekend staat als einzelgänger en iemand die boos wegloopt van conversaties die hem niet bevallen, is hij een van de belangrijkste communicatie- en taalfilosofen uit de twintigste eeuw. Veel problemen binnen de filosofie zijn volgens Wittgenstein namelijk gebaseerd op vergissingen in het spreken of schrijven over de wereld. 'Waarover je niet kan spreken, daarover moet je zwijgen.’

Wittgenstein heeft tijdens zijn leven twee verschillende filosofische posities ingenomen met betrekking tot logica en taal, die in de filosofie worden aangeduid als  Wittgenstein I en Wittgenstein II. Kenmerkend aan de eerste periode is zijn eerste filosofische werk, Tractatus logico-philosophicus (1920), waarmee hij duidelijk wil maken wat wel of geen zinvol taalgebruik is. Wittgenstein stelt dat er een correspondentie bestaat tussen taal en werkelijkheid – als een zin of bewering niet verwijst naar iets buiten ons, is deze nietszeggend. Hij probeert daarom, geïnspireerd door het werk van Bertrand Russell, alledaagse taal te vertalen naar een logische vorm, die in zijn volmaaktheid elke dubbelzinnigheid uit zou moeten sluiten. De Tractatus past binnen de filosofische traditie die met Immanuel Kant is begonnen. Waar Kant de grenzen van het menselijke verstand in zijn algemeenheid onderzoekt, stelt Wittgenstein de grenzen van het verstand vast door taal te onderzoeken. Wittgenstein zegt als het ware dat taal en de wereld dezelfde logische structuren bezitten.

Hoewel Wittgenstein na het schrijven van de Tractatus concludeert dat hij alle filosofische problemen heeft opgelost, trekt hij in de late twintiger jaren zijn eerdere werk in twijfel. Dit is de start van Wittgensteins tweede periode, die betrekking heeft op zijn filosofische werk Philosophische Untersuchungen. In deze periode gaat hij niet zozeer in op de algemene relatie van taal en de werkelijkheid, maar ontwikkelt hij een filosofie op het niveau van woorden. Hij komt onder andere tot het inzicht dat woorden pas betekenis krijgen binnen een bepaald taalspel. Elk taalspel kent zijn eigen complexe regels waardoor de één op één relatie tussen taal en werkelijkheid niet meer opgaat. Waar hij er eerst van overtuigd was dat taal terug te brengen was tot een volmaakte logische vorm, trekt hij nu de logische essentie van taal in twijfel. Critici van Wittgenstein zijn er nog niet over uit of deze ommezwaai in zijn denken een evolutie is van de Tractatus of dat Wittgenstein uiteindelijk een van de grootste tegenstanders blijkt te zijn van zijn eigen eerdere filosofische werk. 
VIDEO'S

The School of Life over Ludwig Wittgenstein




Geen opmerkingen: