Advaitapost augustus 2021
Verschenen in InZicht. Nisargadatta's onderricht, deel 1 (Inzicht 14 nr. 2 (mei 2012), p. 9-11. zie ook website advaitacentrum “teksten van Douwe”
De directe weg en de psychologische kennis
Velen zijn bekend met het onderricht van Nisargadatta Maharaj. Toch lijkt het goed om de belangrijkste elementen van zijn onderricht nog eens aan de orde te stellen. Daardoor kan een scherper inzicht in de essentie van advaita en in de eigen situatie ontstaan.
Een eerste punt is het onderscheid van niveaus van realisatie die vaak stappen zijn op het pad naar de realisatie van de hoogste non-dualiteit. De kennis van deze geografie is nodig voor de bewustwording van de plaats waar je zelf zit en geeft de mogelijkheid verdergaande stappen te herkennen.
De getuige
De eerste stap is de inkeer naar het standpunt van de waarnemer waarop je blijft kijken naar alles wat zich toont. Die inkeer betekent achteruit gaan en zo afstand nemen. Daardoor komt er een groter waarnemingsveld open waarin ook meer van jezelf zichtbaar wordt. Allerlei indrukken, gevoelens en beelden van het eigen lichaam zijn nu zichtbaar als verschijnselen in het veld vóór je. Eerst zag je de wereld vanuit het standpunt van je lichaam met je ogen. Je was je ogen! Ze hoorden tot jezelf als subject van de waarneming. Nu, na de terugkeer, ervaar je de ogen als objectverschijnselen, daar op een bepaalde plaats. Dan is het duidelijk dat je niet met die ogen samenvalt, dat jij die ogen niet bent. Zo is het duidelijk dat je niet samenvalt met het lichaam dat je zonet nog helemaal was, dat je niet samenvalt met je mentale activiteit en zelfbeeld waarmee je zonet nog vanzelfsprekend identiek was. Wat ben je dan wel? De waarnemer die moeiteloos alles gadeslaat, de getuige die zonder verstrengeling met het waargenomene alles ziet, een gewaarzijn dat alles registreert.
Ik-ben
Hoe zit het dan met de non-dualiteit? De waarnemer is duidelijk gescheiden van wat kan worden waargenomen. Dat is aanvankelijk ook belangrijk om de identificatie met het waargenomene te doorbreken. Die identificatie zorgde voor een wereldse dualiteit ‘ik ben dit lichaam en niet dat’, ‘ik ben deze persoon en dat is iemand anders’. Op het niveau van afstandelijke waarnemer is er, laten we zeggen, een kosmische dualiteit van waarnemer en wereld. Voor een universele non-dualiteit zal de afstand waarnemer-waargenomene op universele schaal moeten verdwijnen. Daarbij is het duidelijk dat jezelf als waarnemer nog een soort lichaam hebt. Ook al is veel van het lichamelijke verdwenen, er is nog de conditie van een bepaalde plaats met een bepaald perspectief en een energetische concentratie.
Deze concentratie van jezelf als bewust-zijn kan verdwijnen. Zie maar de ruimte overal rondom je, draai je om en laat je ontspannen. Dan komt er een oneindige uitbreiding van je bewust-zijn waarbij alles wordt opgenomen in één universele non-dualiteit zonder centrum. Die zelfsfeer heeft niet alleen de kwaliteiten van zijn en bewustzijn, maar ook die van liefde. De universele uitbreiding kan alleen maar in liefde plaatsvinden, want het betekent dat je alles en iedereen ook gevoelsmatig accepteert als jezelf. Zo is die oneindige sfeer van zijn-bewustzijn ook gelukzaligheid, hemelse ananda. Het is de sfeer van universeel zelfzijn waarbij dit er-zijn niet verder wordt ingevuld, een kosmisch aanwezig zijn zonder vormen. Er is de vaststelling dat ‘ik er ben’ als universeel zijn-bewustzijn. Daarin zit geen ik centrum, geen enkele structuur. Als er zich verschijnselen voordoen in een proces van differentiatie, blijf je zelf op bewuste wijze universeel en blijft alles inclusief deze universaliteit. Daardoor blijft er een non-dualiteit van jezelf met alles en iedereen.
Het absolute
De kwaliteiten van het universele zijn-zelfzijn kunnen bewust worden. Blijkbaar ga je als bewust-zijn ook daarin niet op. Als die bewustwording plaatsvindt en verder gaat, lossen de laatste kwaliteiten op, ook ik-ben. Dan is er de laatste en volledige overgave. Waarin alles oplost en waaraan je je ten slotte overgeeft is iets waarover niets te zeggen valt, want Dat heeft geen eigenschappen. Het is het absolute, een grondeloze openheid waarin de laatste beperkingen van zijn-zelfzijn verdwijnen. Dat is de uiteindelijke bevrijding (moksha) uit de condities waarin het zelfzijn was verwikkeld. Deze bevrijding is in een zijnservaring zonder ‘ik ervaar’ duidelijk, hoewel er ook de vaststelling is dat de waarheid van de uiteindelijke openheid er altijd al was.
Dan is er ook de kennis van het begin van de schepping. De grondeloze openheid is de grondslag van het ontstaan van het bewust-zijn ik-ben in universele zin, van waaruit de beperkte vormen van zelfzijn en de ontelbare vormen van de wereld verschijnen. Als je bewust aanwezig blijft op de rand van het absolute, zonder in de kwaliteit ik-ben en in een bepaalde vorm te schieten, blijft er non-dualiteit van het absolute en het betrekkelijke, de wereld. Zonder dualiteit is er geen conflict en geen lijden.
Boeken van Douwe
Douwe Tiemersma heeft een groot aantal boeken geschreven gerelateerd aan thema’s rondom non-dualiteit. Het Advaitacentrum heeft deze boeken uitgegeven. Deze zijn nog steeds hedendaags, relevant en via de link hieronder te bestellen.
En het boek bij dit artikel is natuurlijk 'de Bron van het Zijn'. Een boek samengesteld en vertaald uit het Engels door Douwe Tiemersma (en een bepaald deel vertaald door Jan Koehoorn). Een niet te dik boek waar je toch lang mee doet. Van de grote meester Nisargadatta MAHARAJ.
https://uitgeverij-advaita.vrijeboeken.com/cart?noproductlink=1&reference=9789077194072
Naar het boek.