Populaire berichten

dinsdag 1 september 2015

Psychotherapie en advaita-onderricht, een eerste bepaling (Douwe Tiemersma)

Douwe Tiemersma

1 Psychotherapie en advaita-onderricht, een eerste bepaling

1.1. Definitie

1.1.1 Psychotherapie is een behandelingsmethode die is gericht op het oplossen van psychische problemen, op het herstel van de ‘gezonde’ psyche; ze gebruikt psychologische middelen.

1.1.2 Het advaita-onderricht is de instructie die is gericht op de radicale opheffing van existentieel ervaren beperkingen, op ‘bevrijding’ of ‘verlichting’; hierin zijn de middelen gedeeltelijk psychologisch, gedeeltelijk liggen ze op het terrein van het transpersoonlijke zelf-zijn.

1.2 Het uitgangspunt

1.2.1 In de psychotherapie is er een cliënt, iemand met psychische problemen die graag hiervan af wil. Daarnaast is er de psychotherapeut, die kennis heeft van psychische problemen en middelen om deze op te lossen of te verminderen.

1.2.2 Bij het advaita-onderricht is er de leerling die onbehagen in het leven ervaart en die naar bevrijding verlangt. Daarnaast is er de leraar die zelf de bevrijde staat kent en weet heeft van de weg daarnaar toe.

1.2.3 De overeenkomst - In beide situaties is er bij iemand een onbehagen over de huidige situatie en een notie van de situatie waarin dat is opgelost. In beide situaties is er iemand die de kennis en de vaardigheid heeft hem of haar bij het oplossen van het onbehagen te helpen.

1.2.4 Het verschil - In 1.2.2 is er een dieper onbehagen dan in 1.2.1, namelijk in het hele wereldse bestaan. De notie van bevrijding gaat daarom ook verder dan herstel van de gezonde psyche, namelijk radicale relativering en transcendentie van het persoonlijke bestaan in de wereld.

1.3 De analyse van de problematiek

1.3.1 Afhankelijk van de traditie waarin de psychotherapie staat, bespreekt deze laatste de problematische situatie in termen van conflicten tussen onbewuste driften en geïnternaliseerde regels, tussen interne aandriften en de buitenwereld waarin niet alles mogelijk is, tussen weerstand en aanwezigheid van dat wat niet wordt geaccepteerd, tussen conditionering en wensen, tussen verschillende zelfbeelden, in termen van cognitieve dissonantie, enzovoort.

1.3.2 In de advaita-benadering wijst men de scheiding van het ik en het andere/de ander als oorzaak van de problemen aan, dat is de foutieve identificatie van zelf-zijn met een bepaalde vorm en naam en het niet (onder ogen) zien van de eigen ongedeelde werkelijkheid als ?tman-Brahman, waarvan men toch weet heeft. Er is dan een fundamenteel conflict tussen de zijnservaring van ik-zelf en de wereld als het onbeperkte (bijvoorbeeld het boventijdelijke) en het vasthouden van de persoonlijke beperkingen in tijd enzovoort. Het is uiteindelijk het conflict tussen de als feitelijk ervaren eindigheid en de ideële oneindigheid, tussen het willen blijven leven en het loslaten van dit beperkte bestaan.

1.3.3 Overeenkomst – Beide benaderingen beschrijven de problematiek als een conflict of als een serie conflicten.

1.3.4 Verschil – Psychotherapie richt zich op de psychische conflicten in de persoon en op de gedragsconflicten in interpersoonlijke relaties.
De advaita-benadering ziet het door elkaar halen van eigenschappen van het persoonlijke ik en het hoogste zelf (?tman-Brahman) als grondslag voor de conflicten op (inter)persoonlijk vlak. Dit is zo fundamenteel dat het ook een kosmisch aspect heeft. Dan wordt de oorzaak van de conflicten toegeschreven aan de scheppende kracht: m?y? of shakti die ook gepersonifieerd wordt als de godin Shakti. De advaita-traditie sluit hierbij aan, maar ziet m?y? vooral als de kracht die versluierend werkt bij het kennen van de aard van zelf en wereld (?varani shakti).

1.4 De gerichtheid

1.4.1 In de psychotherapie is men gericht op het oplossen van psychische problemen, het herstel van de gezonde psyche.

1.4.2 Bij het advaita-onderricht is men gericht op bevrijding of verlichting: de radicale relativering van de scheidingen en beperkingen van de psyche en van het persoonlijke bestaan in de wereld vanuit een transpersoonlijk ongedeeld bewust-zijn, een herkenning van de oorspronkelijke non-dualistische aard van zelf en wereld.

1.4.3 De overeenkomst - In beide situaties is er een gerichtheid op een ruimere, vrijere zijnssfeer.

1.4.4 Het verschil - De vrijheid is in 1.4.2 radicaler dan in 1.4.1.

1.5 De middelen

1.5.1 In de psychotherapie bestaan vele psychologische methoden, die verschillen in theoretische context en praktische uitwerking. De aanwezigheid van een psychisch gezonde en empathische therapeut is ook een belangrijk middel.

1.5.2 De middelen bij het advaita-onderricht zijn gedeeltelijk psychologisch.
Zie voor toelichting: § 2.

1.5.3 Gedeeltelijk liggen de middelen op het terrein van het transpersoonlijke zelf-zijn. Hiervan is de aanwezigheid van een bevrijde leraar het belangrijkste. De methode is zo direct mogelijk, met zo weinig mogelijk middelen.
Zie voor toelichting: § 3.

1.5.4 De overeenkomst – Ook in het advaita-onderricht worden psychologische methoden gebruikt (1.5.2.). In beide benaderingen is de relatie met een ander met meer inzicht en vrijheid van groot belang.

1.5.5 Het verschil – Alleen in het advaita-onderricht is er de verdergaande transpersoonlijke en bevrijdende werking van Openheid, gedeeltelijk via het open-zijn van de leraar (1.5.3).

...

4 Psychotherapie en advaita-gerichtheid

4.1 In de psychotherapie kan de therapeut op (het besef van) advaita zijn gericht.

4.1.1 De psychotherapeutische gerichtheid (1.4.1.) heeft dan een verlenging gekregen naar bevrijding / verlichting, zoals in de advaita-benadering (1.4.2).

4.1.2 Dat is mogelijk, door de gezamenlijke gerichtheid op een ruimere, vrijere zijnssfeer (1.4.3).

4.2 De therapie met een advaita-gerichtheid zal veel overeenkomsten hebben met de psychotherapie in het advaita-onderricht. De paragrafen 2.2 – 2.4 zullen dan van toepassing op deze therapie zijn.

4. 3 Oplossing van het fundamentele conflict (1.3.2 en 1.3.4) gaat verder dan die van psychische problemen (1.3.1), zie hoofdstuk 3.

4.3.1 Veel mensen die met psychische problemen bij de psychotherapeut komen, hebben een fundamenteel conflict.

4.3.2 Voor zover de doelstelling van de psychotherapie wordt verruimd tot het helen van het fundamentele conflict, doorbreekt ze haar grenzen (1.1.1) en gaat ze over in een bevrijdingspad zoals dat van de advaita-benadering (1.5.2-1.5.3, hoofdstuk 2 en 3).

4.4 Een psychotherapie bij psychische problemen is geen algemene voorwaarde voor bevrijding / verlichting.

4.4.1 Veel psychische problemen verdwijnen bij de advaita-benadering voorbij het terrein van de psychotherapie (hoofdstuk 3).

4.4.2 Bij bepaalde mensen met psychische problemen is een psychotherapie, voorafgaande aan een advaita-benadering voorbij de psychotherapie, wel aan te raden.

4.4.3 Het is mogelijk dat bij een ‘bevrijde in dit leven’ neurosen zijn. Doordat er geen ik-persoon is die zich met de neurotische verschijnselen identificeert (per definitie), zijn er geen psychische problemen.

4.4.4 Een volledige verlichting veronderstelt het afwezig zijn van elke neurose.

Empathie

Als we het hebben over coaching empathie natuurlijk belangrijk. Hoe kijken we daar naar vanuit de Advaita? Hier een aanzet van Volker Hinten.

Vanuit de werkgroep psychotherapie/psychiatrie en non-dualiteit heb ik me voorgenomen me onledig te houden met de attitude van “de hulpverlener” waarbij het zwaartepunt wordt gelegd op zijn of haar vermogen tot empathie. Om te voorkomen dat de onledigheid tot een te grote verdichting komt heb ik me voorgenomen me voornamelijk te baseren op ervaringen vanuit mijn eigen werkpraktijk. Ik heb nu eenmaal wel een goede, maar ook een zeer luie inborst.
Verwijzingen naar wetenschappelijke onderzoeken aangaande dit onderwerp zult u in deze bijdrage moeten ontberen, maar mocht u na het lezen toch een behoefte ervaren om een wetenschappelijk onderbouwd onderzoek c.q betoog tot u te nemen, dan verwijs ik u naar Dr. Douwe Tiemersma die u graag hierbij van dienst zal zijn. Wel kan ik u berichten dat er wetenschappelijke studies zijn gedaan naar de effectiviteit van de diverse methodieken binnen de hulpverlening in de brede zin des woords, en dat daarbij aan het licht is gekomen dat de “effectiviteit” van welke gehanteerde methodiek dan ook, staat of valt met het vermogen tot empathie van de hulpverlener. En dat is wat mij betreft veelzeggend.

Attitude:

non dualiteit leert mij te herkennen dat de verschijningsvormen (der wezenlijkheid) divers zijn, maar altijd voortkomen uit, omhuld worden door, en doortrokken zijn van .. wezenlijkheid. De wezenlijkheid die ik ben is nooit beperkt door de vorm waarin ik manifesteer. Dus de wezenlijkheid van “de ander” wordt ook niet beperkt door de vorm waarin “de ander” manifesteert. Dus “wezenlijk” is er geen ander dan mij. Vanuit die wezenlijkheid bestaan er dus ook eigenlijk geen “cliënten”of “patiënten.”
Zij zijn mij en ik ben hun.. ( u weet wel..Ik ben U en Gij zijd MIJ).

Empathie:

Non-dualiteit leert mij dat het onmogelijk is om niet empathisch te zijn. Het is niet een vermogen dat opgebracht moet worden door een iemand. Hoe meer stilte, hoe minder weerstand, hoe meer ruimte om te “zien.” Het is iets wat op natuurlijke wijze ontstaat vanuit genoemde attitude. Alle denkbeelden ten aanzien van manieren om empathie op te brengen versluieren alleen maar je weerstand, angst en oordeel. Er is geen manier.

Methodiek:

Methodiek gebruik je altijd. Een verschijnsel als autisme vraagt nu eenmaal een andere aanpak dan een verschijnsel als schizofrenie of psychopathie. Je reageert er sowieso anders op. Je verdiepen in, en het je eigen maken van diverse methoden van aanpak is aan te bevelen. Maar vergeet nooit dat het gereedschappen zijn, geen doelen op zich. De beste methodiek is het kennen van de valkuilen van het (hulpverleners) ego, daaraan voorbij dient zich altijd de juiste methodiek aan. Verwekt door genoemde attitude en empathie.

“De grens tussen hulpverlener en bedelaar is zeer fragiel …
niet alleen qua inkomen, maar ook qua attitude.“

Waarom veelzeggend? Het directe contact is je werkvloer. De mate waarin “de ander” de vrijheid heeft zich te manifesteren overeenkomstig zijn aanleg en eigenschappen is altijd bepalend voor de ruimte waarin (verandering) processen zich kunnen afspelen.
Hoe meer deze ruimte wordt gevuld door ideeën, regels, aannames en andere “werkelijkheden“ van de hulpverlener, hoe meer de ideeën, aannames en “werkelijkheden” van de hulpvrager worden gevoed. Dit soort symbioses tussen parasiterende eenheden zouden beter vermeden kunnen worden. Want het hele idee van een dergelijk contact is nu juist dat hulpvrager en hulpverlener “verdwijnen”. Dat het idee van afgescheidenheid wordt herkend zoals we ooit op een dag het idee St.Nicolaas hebben herkend voor wat het werkelijk is. Een schertsfiguur die ieder jaar weer opduikt, ons een glimlach ontlokt en onschuldige kinderen verandert in kleine angstige en vilein manipulerende hebzuchtige monstertjes.
Dus..hulpverlener … u bent Sinterklaas niet .. u bent niet heilig en de problemen die zich in uw dagelijkse leven voordoen verschillen nauwelijks met die van uw hulpvrager.
Misschien dat uw hulpvrager zich wel in een betere positie bevindt omdat deze zich zijn problemen dusdanig gewaar is dat íe bereidt is naar een ander mens te gaan voor hulp.
Daar zit een groot aspect van openheid en kwetsbaarheid in. Dezelfde openheid waarmee U zich van uw taak dient te kwijten. Niet om de openheid van uw hulpvrager te gebruiken ter meerdere eer en glorie van uw door methodische kennis vervormde ego, maar door beschikbaar te zijn in de stilte en ruimte die u bent. Dán zal er iets kunnen gebeuren.

De hulpverlener als gerealiseerde?

Uit sommige artikelen aangaande psychotherapie en non-dualiteit kan je opmaken dat de hulpverlener een “gerealiseerde” (wat dat dan ook mag betekenen..) zou moeten zijn.
Nu ben ik echter de mening toegedaan dat dit een wat onrealistische benadering is.
Op zijn best zal het al zeer lovenswaardig zijn als hulpverleners kennis hebben aan, of moeite nemen zicht te krijgen op, hun eigen impulsen, conditioneringen, neigingen, merkwaardigheden en aan de stilte waarin al deze verschijnselen zich voordoen. Alleen al werken vanuit de vraag of het verschil tussen hulpverlener en cliënt nu werkelijk is, kan al leiden tot een grote en werkbare verandering van attitude. En dan zal je je ook nog kunnen afvragen of iedere (psychiatrische) cliënt met een hulpvraag nou wel op zoek is naar “verlichting” c.q zingeving c.q een verlichte benadering. Het hebben doorstaan van bepaalde (ongevraagde psychotische) belevingen wil nog niet zeggen dat men dan gediend is van een dergelijke benadering. Onverdeelde aandacht, betrokkenheid of materiële hulp zoals huisvesting, inkomensbeheer, problematisch middelengebruik, belangenbehartiging, of medicatie maken over het algemeen het gros van de hulpvragen uit. En daar is uiteraard helemaal niets op tegen. Ook niet tegen een gerealiseerde hulpverlener, die kan net zo goed een uitkering regelen, belangen behartigen, teennagels knippen of iemand op z’n donder geven die tegen de afspraken in toch cocaïne heeft gebruikt.

Wordt vervolgd …

Volker Hinten