Populaire berichten

maandag 14 oktober 2013

Uit een Advaitagesprek met Douwe Tiemersma, Hoorneboeg, 6 oktober 2007   Bewustzijn en gevoel zullen samen moeten gaan.

 
D.T.: Zowel bij mensen die te veel gedronken hebben als bij de lyrische mystici zie je de beperking dat ze niet meer kunnen functioneren in het gewone leven. Een dronken man denkt wel dat hij over de brugleuning kan lopen, maar pas op! De mysticus krijgt vroeg of laat toch weer de problematiek van de confrontatie van zijn sfeer die ruim is, met de wereld zoals die verder doorgaat. Op een of andere manier zal dat weer samen moeten komen. Wanneer je een bepaald middel gebruikt om in die sfeer te komen en even later is het middel uitgewerkt, dan zit je weer in de oude toestand. Het was een goede ervaring want er waren geen zorgen, het was ruim en dus was het positief. Wanneer het als positief ervaren is, is er de neiging om dat middel opnieuw te gebruiken. Het wordt een verslaving. Het gaat hier om de afhankelijkheid van iets externs. Als het iets externs is dat die overgang naar bijvoorbeeld dat ruime gevoel, vergemakkelijkt of bewerkstelligt, dan is er dus het grote gevaar dat je eraan verslaafd raakt. Dat geldt natuurlijk ook voor de leraar. Ook daar kan hetzelfde gebeuren wanneer die als iets externs gezien wordt. Blijf dus altijd bewust van het gevaar hiervan. 
 
B.: Hoe bedoel je dat, van de leraar?
 
D.T.: Die kan dus als een soort drug fungeren wanneer je van hem afhankelijk bent om weer even die oriëntatie te krijgen. Natuurlijk, in een bepaalde fase kan het erg nuttig zijn, maar een leraar is niets anders dan een tijdelijk hulpmiddel. Het is misschien een betere drug dan de meeste andere drugs omdat een leraar - als hij het tenminste een beetje door heeft - de ander zal wijzen op de zelfstandigheid. En dat doen de meeste drugs niet. Wanneer je iemand ziet die flink aangeschoten is en je bent zelf nuchter - wat valt dan op? De beperktheid van bewustzijn. Dat is die andere kant. Het is prachtig om met de pinkstergemeente mee te gaan zingen van Halleluja. Schitterend, het werkt en het geeft verruiming, maar waarom ben je toch niet zo geneigd om je daarbij aan te sluiten? Je bent nuchter en je ziet daar de beperking. Dat doet niks af van de ervaring die die mensen hebben, maar je ziet wel de beperking van het zich opsluiten in een bepaalde ervarings-, voorstellingswereld. Wanneer je dat op een afstandje bekijkt vanuit ruimer bewustzijn  zie je dat dat een beperkt bewustzijn is. Ook in je eigen ervaring dus: wanneer je zoiets meemaakt, het gaat steeds om beperking en ontperking, niet alleen in het gevoel maar ook in het bewustzijn. De gevaren en de nadelen van intoxicatie kunnen alleen voorkomen worden door bewust te zijn. Beperktheid ervaar je vanuit ruimer bewustzijn. Ook al kan het in het gevoel helemaal open en onbeperkt zijn, het zal pas werkelijk onbeperkt kunnen zijn wanneer er bewustzijn in zit. Wanneer er geen bewustzijn in zit dan is het weer beperkt voor je het weet. Bewustzijn en gevoel zullen dus heel duidelijk samen moeten gaan.
 
(…)
 
Op een gegeven ogenblik heb je de kennis: zo werkt het, wanneer ik me zo oriënteer, dan gaat het die kant uit. Dat is het enige wat je kan doen. Op zich is bewustzijn krachteloos, leeg. De wereld kan doorgaan, energieën kunnen doorgaan. Bewustzijn staat op zich. Het kan voor die ruimte zorgen, maar het bewustzijn zelf blijft leeg. Het heeft alleen die kennendheid in zich, maar het is de vraag of die kennendheid voldoende is om alle resten van identificatie weer los te krijgen. Dan zal het toch weer opnieuw opgepikt moeten worden vanuit die identificatie zelf: het gevoel.
 
B.: Als er overgave is, dan gaat het vanzelf?
 
D.T.: Wanneer het vanzelf gaat dan spreken we niet eens van overgave want dan gaat het vanzelf. Punt. Als er helemaal geen probleem is, is er een directe herkenning en dan is er niets anders meer dan die non-duale sfeer. Wanneer je van overgave spreekt dan heb je al iets dat uitgaat van een ik-persoon. Alles is al veel ruimer geworden en dan moet er ook nog een overgave plaatsvinden. Van wie? Blijkbaar van de persoon zoals die ervaren wordt en die beseft: nu moet ik dat laatste, dat centrum van dat ik, helemaal loslaten.  Het kan zomaar, spontaan gebeuren.
 

donderdag 10 oktober 2013

Aleppo

De moskee toen wij er waren, in betere tijden, in 2006. De moskee ligt nu in puin. De minaret op de achtergrond is er niet meer. De kindertjes spelen er niet meer onbezorgd. Oorlog is nooit te rechtvaardigen. Agressie ontstaat zodra groepen zich van elkaar afscheiden. Ik ben aleviet, ik ben soenniet, ik ben sjiiet, ik ben kopt, christen, atheïst, jood enzovoorts. Ik ben niet wat jij bent, ik, mijn groep, is beter, wij zijn uitverkoren. Realiseer je dat deze misvatting de basis is van de agressie. Of nog scherper geformuleerd, het is een daad van agressie.

dinsdag 1 oktober 2013

Wat gebeurt er wanneer alles wegvalt?


Uit een Advaitagesprek met Douwe Tiemersma, Gouda, 27 oktober 2004

Vraag: Wat gebeurt er wanneer alles wegvalt?

DT: Het is altijd heel frappant, die overgang. Je bent aan het kletsen met elkaar en dan ineens: stop. Je kunt je dan bewust worden van alles wat je meeneemt in dat spreken. Want alles wat je meeneemt betekent spanning. Wanneer het stil is kan dat alles wegvallen. Let eens op dat wegvallen. Wat zou er gebeuren wanneer alles wegvalt? Wat gebeurt er dan?

V: Er blijft niets over.

D: Fout antwoord.

V: (Iemand anders) Openheid.

D: Fout antwoord.

V: Iemand anders) Het is maar tijdelijk.

D: Fout antwoord.

V: (Iemand anders) Er is alleen nog maar geest.

D: Fout antwoord.

(Stilte)

D: Wat gebeurt er wanneer werkelijk alles wegvalt? En dan zitten jullie vanuit de volheid te praten! Ga preciezer kijken. Wat betekent het wanneer die laatste ik-spanning wegvalt? Hoe zit het met die ik-spanning, die ik-zwaarte, de scheiding tussen binnen en buiten? Zie de mogelijkheid van het wegvallen van die ik-spanning, van die ik-zwaarte, van die scheiding. Als je die ik-spanning ergens ziet dan kun je ook vermoeden wat het betekent wanneer die wegvalt. Je ziet dat dat ikje geen kans heeft om te overleven in die ruimte. Stel maar voor wat het betekent wanneer je dat ikje bent vergeten, dat het opgelost is in de ruimte, dat het niet weer terugkeert. Ervaar maar dat het een volledige overgave is. Blijf helder. Wanneer je niet helder bent dan heb je dat ‘ik’ weer in je rug voordat je het weet en zonder dat je het weet. Blijf in die overgang bewust van die absolute ruimte waarin alles oplost, van dat absolute zwarte gat waarin alles terugzinkt. Laat die absolute dimensie open. Anders blijft het een beperkte, gezapige toestand. Zijn hier nog onduidelijkheden over?

V: Alles stolt toch steeds weer tot woorden, voorstellingen.

D: Punt is dat je die stollingen met die ik-spanning erin, steeds weer opnieuw kunt zien. Wanneer werkelijk ergens dat absolute de zaak openbreekt, wanneer dat werkelijk gebeurt, dan verdwijnt die dimensie niet meer. En dat openbreken blijft voortdurend werken. Dat is niet meer iets wat je zelf doet, het gebeurt. Het enige is dat wanneer je je laat afleiden en ergens helemaal induikt, je er weer van die schijnmuren omheen bouwt, dat je je zo concentreert op andere dingen dat dat andere weggedrukt wordt. Als je maar enigszins de ervaring hebt dat dat absolute het belangrijkste is, dan gebeurt het niet. Zie je de kern van overgave? Het is een werkelijk vergeten van alles wat voor jouw ik van belang was.

27 oktober 2004, Satsang


27 oktober 2004

V: Je vraag was: wat gebeurt er als alles wegvalt.

D: Ja.

V: Niets, natuurlijk.

D: Jawel, maar pas even op je woorden.

V: Het is heel helder wat ik zeg.

D: Wees voorzichtig met woorden.

V: Er is natuurlijk geen antwoord op die vraag.

D: Er is één antwoord mogelijk op die vraag.

V: Nee. Dat ‘ik’ dat dat antwoord moet geven is dan weg, natuurlijk. Dat is er niet meer. Dus de vraag verdwijnt.

D: Er is één antwoord.

V: Welk is dat dan?

D: Ik vroeg het aan jou.

V: Ik kan het antwoord niet geven, want als alles weg is dan ben ik ook weg die het antwoord kan geven.

D: Je zit nou aardig wat te praten.

V: Maar je vroeg iets.

D: Ja, en ik hoopte op het juiste antwoord.

V: En als ik dat probeer te geven dan zit ik aardig wat te praten.

D: Juist. Omdat je dat probeert te geven.

V: Aha, dan is dus zwijgen het juiste antwoord.

D: Nee.

V: Er is dus geen antwoord.

D: Jawel.

V: Ik kan dus geen antwoorden bedenken.

D: Dan ben je al een stapje verder.

V: Ik ben een stapje verder als ik het niet kan bedenken?

D: Nee, dat je dat zo zegt.

V: Dus het antwoord ligt buiten het denken.

D: Weer een stapje verder.

V: En met denken kan ik het antwoord niet vinden, natuurlijk niet, want het ligt daar buiten. Dus het denken moet zwijgen wil ik het antwoord kunnen vinden.

D: Dat was het stapje verder.

V: Dat is het antwoord?

D: Dat is nog geen antwoord. Het is een stapje verder in de richting van een antwoord.

V: Maar alles wat ik zeg is duaal, is vanuit het denken. Dus met het denken kom ik er achter dat het denken het antwoord niet kan geven. Het denken moet zwijgen en dan valt er niks meer te zeggen.

D: En dan komt het er dus op aan. Dan komt het er op aan.

V: Om niks meer te zeggen?

D: Wanneer je niks meer zegt, dan komt het er op aan.

V: Dan stopt het zoeken.

D: Blijf maar eens een keer zo…

V: Daar word je stil van…

D: Merk op hoe allerlei zaken in de buurt van dat absolute wegvallen. Wanneer dat werkelijk zich zo gaat manifesteren dan zitten we hier misschien nog een paar honderd jaar. Tijd valt weg. Wanneer de tijd weer terugkeert merk je: tijd is spanning. Want er moet iets geprojecteerd worden: de tijd, en daarin wordt iets uitgesponnen.

V. Ik ervaar een ontsluiting waarin alles wegvalt, maar…

D: Uitstekend.

V: …maar het zet niet door. De tijd komt terug als het ware.

D: Wanneer het andere maar open blijft.

V: Dat is er altijd. Maar het is net alsof je op het scherp van de snede staat.

D: Dat is een periode waarin je geweldig helder moet blijven om niet weer gepakt te worden zodat het weer gesloten wordt.

De oorspronkelijke (on)kwetsbaarheid


Uit een Advaitagesprek met Douwe Tiemersma, Hoorneboeg 7 oktober 2007

De oorspronkelijke (on)kwetsbaarheid

We zullen eens verder kijken naar kwetsbaarheid en onkwetsbaarheid. Laat ik aansluiten bij wat we vanmorgen deden met de yoga, waarbij de lichamelijke energieën en de gevoelsmatige energieën de ruimte in kunnen gaan, zich kunnen uitbreiden, kunnen oplossen. Het gaat dus om iets heel concreets. Het is niet zomaar iets van psychische aard of zo. Het gaat werkelijk om een bepaalde substantie die vatbaar is voor kwetsuren. We kunnen die substantie energetisch noemen. Op dat niveau speelt het. Je kunt het heel duidelijk ervaren als een zekere substantie. Energieën zijn aan de ene kant heel erg vloeibaar en ijl, maar je hebt ook zwaardere energieën die een bepaalde vorm aannemen waarbij die vorm niet zo makkelijk verandert. Dan zeggen we: dat zijn vastzittende energieën, vastzittende gevoelsmatige, emotionele energieën. Wanneer je wat naar de geestelijke kant, de bewustzijnskant gaat, zie je dat die energieën steeds ijler zijn. Wanneer je afdaalt, meer in het lichaam, dan zie je daar dat die energieën veel zwaarder, grover zijn. Hoe dieper ze zitten des te moeilijker komen ze in het bewustzijn. Dus dat betekent dat ze des te meer de neiging hebben om zich in de tijd voort te zetten. Wanneer dan in een hele vroege levensfase die energieën helemaal vastgezet zijn door de omstandigheden, de ervaringen van het jonge kind, dan zie je dus dat in de loop van het leven er allerlei lagen overheen gelegd worden. Daardoor is er dan geen bewustzijn meer van wat daaronder zit. Dat zijn nu juist de meest essentiële energetische structuren die het gewone leven bepalen. Dan zeggen we: hij of zij heeft dit of dat karakter. Maar dat zijn die zich doorzettende patronen. Patronen van reageren, denken, voelen. Dit kunnen heel basale patronen zijn waarin een heel duidelijke kwetsbaarheid aanwezig was waardoor zich een bepaald reactiepatroon heeft ontwikkeld. Er is bijvoorbeeld een spanning die naar binnen gericht is, een wegduiken in jezelf, afsluiten, het bouwen van een muur. Wanneer dat zo’n basispatroon is dat het gewone leven bepaalt, dan zeg je: ‘dat is toch wel een teruggetrokken iemand, die maakt moeilijk contact, die stelt zich niet zo gemakkelijk open.’ Waarom niet? Omdat die oude gevoeligheid daar nog zit. Plus dan nog die secundaire reactie van: wanneer iets maar in die richting gaat, direct afschermen. Wanneer er toch eenzelfde soort aanval komt als vroeger dan is die reactie ook vaak buitenproportioneel, omdat die gevoeligheid daar zo ontzettend groot is.

Elk klein kind moet, wanneer het opgroeit met een bepaalde ik- kern, met de dingen van het leven kunnen omgaan. En elk kind heeft daar zijn eigen ‘strategie’ voor. Strategie tussen aanhalingstekens, want het is natuurlijk geen bewuste strategie. Je kunt zeggen dat met een jaar of vier de belangrijke basispatronen van reageren, van het omgaan met andere mensen, met de wereld, al vastgelegd zijn. En dan zie je ook de grote verschillen. Wanneer er een aanval komt op een kind: ‘hé, dat heb jij gedaan! Dat is helemaal verkeerd!’ Wat is de reactie? Je ziet dat het uiteen loopt. Sommigen zeggen: ’ ja hoor, volgende keer beter.’ Anderen: ‘oh, wat erg, moet je kijken die ogen van de ouders’ Gevolg: verkramping, afsluiting, spontaniteit verdwijnt. Door de kwetsbare situatie van het kind wordt de patroonvorming meteen ingeprent. En dat wordt heel gemakkelijk meegenomen door het hele leven. Als er dan weer eens zo’n aanval komt van: ‘jij doet het helemaal verkeerd’, meteen gaat het hele complex weer werken en dan is het weer helemaal mis.

De kinderlijke situatie is totaal, kinderen ervaren totaal. Volwassenen hebben allerlei verdedigingsmechanismen. Dat zijn verdedigingen om zich toch weer veilig te stellen. Ze hebben bijvoorbeeld allerlei ‘ideeën’. Maar bij kinderen is het totaal.
Als zo’n reactiepatroon dan later weer los komt, is het dan ook zo groot, zo totaal, dat het je overweldigt. Dus dat heeft allemaal te maken met die oorspronkelijke grote kwetsbaarheid wanneer er al een zekere ik-vorming is bij kinderen. Alles staat dan nog totaal open, het is dus ontzettend kwetsbaar.

In een iets eerdere fase is er nog geen ik- structuur, dus dan maakt het niks uit. Want wat gebeurt er dan? Wat gebeurt er voordat je als klein kind van, zeg maar, 2, 3, 4 jaar zo’n ik hebt ontwikkeld? Toen was er geen ik! Als dan door de ouders gezegd werd: ’jij doet het helemaal verkeerd’, wat gebeurt er dan bij zo’n kind? In die fase gebeurt er nog helemaal niets.

Camino del Norte


Ik ga hier niet al de foto's van de laatste Camino del Norte opzetten want teveel is teveel. Maar deze ene is wel leuk. Deze Duitse jongen met zijn vriendin namen elke dag een foto van welke dag het was. Tel de vingers maar. Maar na de tiende dag kwam, hij vingers tekort. Daarom vroegen ze iedere keer iemand om te helpen met tellen!